De keuze om Gustave Courbets L’Atelier du peintre op het voorplat te plaatsen, is niet toevallig. Courbets schilderij was een manifest en een kritiek op de verouderde structuur van de academie. Koenraad Jonckheere doet in Another History of Art zowat hetzelfde: hij haalt 2500 jaar Europese kunstgeschiedenis uit het gekende kader en experimenteert met een nieuwe structuur. De premisse is eenvoudig: context is de motor van de kunst, niet het creatieve genie. Niet dat Jonckheere daarbij talent geweld aandoet. In het boek staan genoeg voorbeelden van kunstwerken die nog steeds verstommen. Maar het is de context die bepaalt of iemand de geschiedenis ingaat.

Koenraad Jonckheere is professor Noordelijke Renaissance en Barok aan de UGent. Met dit boek levert hij een bravourestuk. Vijf keer na elkaar doorloopt hij 2.500 jaar Europese kunstgeschiedenis, telkens vanuit een andere invalshoek. Herhaling maakt de meester, en na deze klepper heb je niet alleen grondig je kennis bijgeschaafd, maar bekijk je namen en periodes door een nieuwe bril. Het is verfrissend om de geschiedenis van de kunst te lezen als een samenhang van toevalligheden en maatschappelijke evoluties.

Dit boek geeft je inzicht in de redenen waarom een kunstenaar het canon heeft gehaald. De hoofdstukken zijn niet alleen invalshoeken, het zijn selectiecriteria. Hoe meer selectiecriteria een kunstenaar kan aanvinken, hoe meer kans op de geschiedenis. Rubens haalt het om andere redenen dan Maurizio Cattelan. Manet komt uitvoerig aan bod, maar Van Gogh is een naam in de kantlijn. In dit soort contextuele kunstgeschiedenis is het romantische beeld van de artiest als creatieve eenzaat meer een anomalie dan de regel. Het is een leuke vondst om elk hoofdstuk met het zwarte vierkant van Kazimir Malevitsj te beginnen. Dat werk uit 1915 is een synthese van vijf eeuwen kunstgeschiedenis, en tegelijk het begin van een nieuw tijdperk. De ideale kapstok om steeds van te vertrekken.

Kazimir Malevich, Zwart vierkant Koenraad Jonckheere Another History of art

Kazimir Malevich, Zwart vierkant, 1915, olieverf op doek, 79.5 x 79.5 cm Tretyakov_Gallery, Moskou

De opkomst en ondergang van mimesis

De eerste invalshoek is de economische. Welke marktmechanismen bepalen wie verkoopt? En hoe zorgt die verkoop op haar beurt voor innovaties? Kunst is niet alleen op artistiek vlak een creatieve branche. Het ontstaan van catalogi, veilingen, maar ook fraude en vervalsingen, gaan hand in hand met artistieke evoluties. Jonckheere bekijkt de kunstmarkt vanuit vraag- en aanbodzijde. Ook het ontstaan van de tweedehandsmarkt krijgt een bijzondere plaats: de vraag naar oude kunst zorgde ervoor dat kunstenaars gingen scheppen in de stijl van voorgangers. Het is een andere manier om naar de renaissance te kijken. In elk hoofdstuk splitst hij het vanaf de vroege renaissance geografisch op. Vlaanderen, Italië, Duitsland en Frankrijk worden los van elkaar belicht om afwijkende evoluties te laten zien, en dan met elkaar in verband te brengen.

In het tweede hoofdstuk graaft hij in de kunsttheorie. Hoe groeide het begrip kunst en wie waren de gangmakers? De Griekse ideaal van mimesis – nabootsing van de natuur – blijft tot in de negentiende eeuw de norm. Figuren als Leon Battista Alberti zetten in geschriften als De Pictura de maat voor latere denkers. De echte aardverschuiving komt met het impressionisme, wanneer mimesis voor het eerst niet meer het ideaal is. Vanaf dan gebeuren de experimenten in de beeldtaal zelf. In de twintigste eeuw volgen theorieën, manifesten en tijdschriften elkaar in een hoog tempo op, en dit illustreert Jonckheere met onder meer Tristan Tzara, Theo van Doesburg en André Breton.

Ook aan de wetenschap wordt een hoofdstuk gewijd. Evoluties in beeldtaal gaan samen met wetenschappelijke ontdekkingen, of het nu om anatomie, perspectief of materiaalkeuze gaat. De ideale verhoudingen uit de oudheid blijven eeuwenlang in zwang, de Speerdrager van Polycletus en Leonardo Da Vinci’s Vitruviusman zijn nog steeds parate kennis. En olieverf is nu nog een van de uitvindingen waar we in Vlaanderen, met Van Eyck als vaandeldrager, prat op gaan. Jonckheere gaat in op filosofische concepten, het belang van rede en gevoel en de Verlichting. En uiteraard krijgt de uitvinding van de fotografie een belangrijke plaats, de grote concurrent die de mimesisgedachte onbruikbaar maakte en kunst zo in een nieuwe richting dwong.

Het hoofdstuk over macht en geloof toont dat de heersende klasse, van Romeinse keizers tot pakweg Napoleon, de kunstgeschiedenis richting geeft. Jonckheere illustreert hoe de machtsstrijd tussen Italiaanse stadstaten zich niet alleen op het slagveld afspeelt, maar ook via het werk van Botticelli, Michelangelo, Bellini en Titiaan. Hetzelfde geldt voor godsdienstoorlogen. Het interessantst is de grote ommekeer, het moment waarop kunst niet meer de spreekbuis van de macht is. Vanaf de jaren 1860, met hoogtepunten als het Salon des Refusés, is kunst eerder de luis in de pels van de machthebbers. Picasso’s Guernica en Banksy’s Girl with Balloon staan hier broederlijk naast elkaar.

Het laatste deel bekijkt vorm en inhoud, of wat we traditioneel als de essentie van kunst zien. Het is een statement om dit voor het laatst te bewaren. Een van de voornaamste begrippen is stijl. Jonckheere gaat in op het handschrift van de schilder, hoe die kleur, lijn en vorm gebruikt om een idee te verbeelden. De reproducties zijn slim gekozen: hij zet gouden kalven van Nicolas Poussin naast die van Damien Hirst en Emil Nolde, en vergelijkt grafleggingen van Fra Angelico en Rogier van der Weyden. Het is een culminatiehoofdstuk: hier passeren alle kleppers de revue, van de Laocoöngroep tot El Greco, om net als in de andere hoofdstukken te landen bij Manet en de impressionisten. De verdere kunstgeschiedenis gaat snel. Zonder veel detail komen Man Ray en Marcel Duchamp voorbij, maar dat is het.

Another history of Art Koenraad Jonckheere

Wat met mijn eeuw?

Die beknopte aandacht voor moderne en hedendaagse kunst contrasteert met de detailhonger van de voorgaande eeuwen. Alle opeenvolgende -ismen na het impressionisme gaan in sneltempo. Jeff Koons en Anish Kapoor fietsen terloops langs en nergens laat Jonckheere uitschijnen dat hun werk minder toonaangevend is. Integendeel. Maar de kern van zijn betoog lijkt te eindigen bij het moment waarop de millennia-oude visie vervalt en de Griekse mimesisideaal niet meer de plak zwaait. Dat is een verdedigbare keuze. Hij ontbloot de mechanismen die de Europese beeldcultuur hebben vormgegeven en geeft een kader om verder te denken. Maar het laat je als lezer wat op je honger: wat met mijn eeuw? Wat met globalisering, migratie, massamedia en popcultuur? Misschien is het academische terughoudendheid: kunnen we onze eigen eeuw vanop dezelfde afstand analyseren?

Dat neemt niet weg dat dit een titanenwerk is. Het is knap dat Another History of Art terloops ingaat op minder belichte contextuele factoren. Zo leren we enkele vergeten vrouwen kennen, zoals Judith Leyster. Zij maakte furore als kunstenaar tot ze huwde met Jan Miense Molenaer. Vanaf toen ging ze anoniem in zijn atelier verder. Ook de epiloog over interactie tussen kunst en kijker is het vermelden waard. Kunst ontstaat bij gratie van de kunstenaar, maar blijft doorleven bij gratie van de kijker. In die slotbeschouwing staat hij stil bij zowel het iconoclasme van de beeldenstorm en Leopold II-standbeelden, als de gelijkenis tussen middeleeuwse iconolatrie en de instagramcultuur. Hier trekt Jonckheere wel de lijn door van de oude Grieken tot vandaag: kunst is vooral wat het wordt.

Dat alles doet hij in een heldere en zelfverzekerde stijl met af en toe een boude stelling. Je krijgt geen lesje, je wordt vijf keer mee op tocht genomen. Dat maakt Another History of Art geen droog studiewerk, maar een boek waarin je heerlijk kan verdwalen.

Download hier de pdf

Vijf keer 2500 Europese kunstgeschiedenis.pdf