2023 is een feestjaar voor het Topstukkenbeleid: het Topstukkendecreet bestaat twintig jaar. Al twintig jaar lang kan de Vlaamse overheid zich inzetten voor het behoud van het belangrijkste culturele erfgoed dat zich in Vlaanderen bevindt; al twintig jaar wordt onderzocht welk cultureel erfgoed ‘topstukken’ zijn; al twintig jaar worden conservatie- en restauratiebehandelingen van topstukken nauwgezet en met de grootste zorg opgevolgd; al twintig jaar worden topstukken aangekocht en voor het brede publiek beschikbaar gemaakt.  

Dit jubileum wordt op passende wijze gevierd. In het Museum aan de Stroom (MAS, Antwerpen) wordt een topstukkententoonstelling ingericht, waar de bezoeker kan genieten van een gevarieerde selectie aan topstukken; kunstwerken van grote namen als Rubens, Magritte en Ensor, waardevolle manuscripten, kunstwerken uit private verzamelingen en ook minder bekende pareltjes in zilverwerk, textiel of kurk, zijn daar te bewonderen. 

Daarnaast zetten we, in samenwerking met Museumpass, de musea in de kijker die gelijklopend aan de tentoonstelling in het MAS, de topstukken uit hun collectie tonen. En binnen het traject ‘Vlaamse Meesters op hun plek’ wordt bijzondere aandacht geschonken aan de topstukken op deze route. De cultuurliefhebber zal dit najaar en volgend voorjaar over heel Vlaanderen verspreid topstukken kunnen bewonderen. 

Deze publicatie neemt de lezer mee op een reis doorheen twintig jaar topstukkenbeleid. Wat is de historiek van deze wetgeving? Hoe kwam ze tot stand? Waarom is het topstukkenbeleid belangrijk? Wat zijn topstukken en waarom worden ze beschermd? Hoe zorgen we ervoor dat topstukken in Vlaanderen blijven? Welke topstukken zijn de voorbije jaren aangekocht? Hoe zorgen we ervoor dat ze goed bewaard blijven? Wat is de  Topstukkenraad en wat doet hij? Het antwoord op deze vragen en nog veel meer vindt u terug in deze publicatie. 

Twintig jaar topstukkenbeleid is geen eindpunt. De komende jaren blijven voor uitdagingen zorgen. 
Het is belangrijk dat we met zijn allen onze inspanningen versterken om topstukken in goede staat te bewaren. Daarom voerde ik in 2023 het experimentele subsidiereglement ‘subsidie ter verbetering van de bewaaromstandigheden van topstukken’ in. In samenwerking met het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium startten we ook een project op waarbij jaarlijks de conditie en bewaaromstandigheden van een selectie topstukken in kaart worden gebracht. Op die manier krijgen we een beter inzicht in de noden van beheerders van topstukken en kunnen we de nodige acties ter ondersteuning uitwerken.

Ook de verwerving van topstukken voor onze publieke collecties is en blijft belangrijk. Zelf wil ik daar in het laatste jaar van mijn ministerschap nog de nodig inspanningen voor leveren. Ik heb er alle vertrouwen in dat de vele erfgoedbeheerders en mijn opvolgers ook van de volgende twintig jaar topstukkenbeleid een succes zullen maken. 

Een woord van dank tot slot aan allen waarmee ik de voorbije jaren het Topstukkenbeleid mocht uitbouwen. Ik ben hen zeer dankbaar. Zij namen mij mee op een wondere tocht door ons rijke erfgoedlandschap. Samen met hen mocht ik de voorbije jaren ten goede een kiezel verleggen in de bedding van het erfgoedbeleid. 

Jan Jambon, Topstukken

Jan Jambon

Minister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Cultuur, Buitenlandse Zaken, Digitalisering en Facilitair Management

Over het Departement Cultuur, Jeugd en Media
Als Vlaamse overheidsorganisatie bouwt het Departement Cultuur, Jeugd en Media aan een creatief en inspirerend Vlaanderen waar iedereen, van jong tot oud, cultuur kan beleven, maken en delen. Dat doet het door een overtuigend en toekomstgericht sectoraal beleid te voeren met de intrinsieke waarden van cultuur en jeugd en de onafhankelijkheid van media als uitgangspunten. De zorg voor en het behoud van erfgoed vormen een belangrijk aandachtspunt binnen dit beleid. Het departement is een partner en stimulator van het werkveld en werkt samen met andere beleidsdomeinen, met lokale besturen en met actoren binnen en buiten de Vlaamse overheid.  

Twintig jaar Topstukkenbeleid

Oscar Jespers, De kapmantel, 1922. Franse witte Euville-steen, Topstukken

Oscar Jespers, De kapmantel, 1922. Franse witte Euville-steen, 79 x 35 x 26 cm.

Collectie KMSKA – Collectie Vlaamse Gemeenschap

www.artinflanders.be,  Foto: Hugo Maertens. Beschermd sinds 28 november 2022.

De bescherming van het onroerend erfgoed kent in Vlaanderen een lange traditie met de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen. De bescherming van het roerend cultureel erfgoed dateert van een veel latere datum. Met uitzondering van roerend erfgoed als onderdeel van een monument was er lang geen enkele wetgeving. De eerste poging daartoe is de wet van 16 mei 1960 betreffende ‘‘s lands roerend cultureel patrimonium’, met een systeem van uitvoervergunningen voor bepaalde categorieën van cultuurgoederen. De uitvoeringsbesluiten werden nooit genomen. De wet bleef dode letter. 

Het decreet van 17 november 1982 ‘houdende bescherming van het roerend cultureel patrimonium’ voorzag in de opstelling van een lijst van beschermde cultuurgoederen waarvoor een uitvoerverbod zou gelden, de verplichting om het goed in situ te bewaren en de invoering van een subsidieregeling. Ook dit decreet bleef door het uitblijven van uitvoeringsbesluiten dode letter. 

Het is wachten tot 11 juli 2002, toen de Franse Gemeenschap als eerste een decreet tot bescherming van het roerend cultureel erfgoed stemde. De Vlaamse Gemeenschap volgde op 24 januari 2003 met het Topstukkendecreet. De Duitstalige Gemeenschap voerde pas op 20 februari 2017 een beschermingsregeling in. De zesde staatshervorming (2014) maakte het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor het immaterieel erfgoed en voor het roerend cultureel erfgoed van regionaal belang. Met de ordonnantie van 25 april 2019 gaf het Brussels Hoofdstedelijk Gewest deze nieuwe bevoegdheden vorm. Het blijft nog wachten op de  federale regeling voor de bescherming van het cultureel erfgoed van nationaal/internationaal belang in het  Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De regelgevingen van de Franse en de Vlaamse Gemeenschap vinden hun oorsprong in het wegvallen in 1993 van de douanecontrole aan de Europese binnengrenzen. Dat bracht grote problemen met zich mee voor lidstaten die de uitvoer van bepaalde categorieën van cultuurgoederen verbieden of daarvoor een toelating opleggen. De afdwingbaarheid van hun regelgeving kon door het wegvallen van de douanecontroles niet meer gegarandeerd worden. Er werd een Europese regelgeving opgezet om deze problemen te ondervangen:  de EEG-verordening van de Raad van 9 december 1992 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen. Ze werd door de Europese Commissie voorbereid in werkgroepen met de cultuur- en douaneadministraties van de lidstaten en met de cultuuradministraties van onze gemeenschappen. In de loop van die werkzaamheden kwamen de Franse en Vlaamse Gemeenschap tot het inzicht dat er in ons land een inhaalbeweging nodig  was en dit leidde tot de decreten van 11 juli 2002 en  24 januari 2003. 

Het Gruuthusehandschrift, Brugge, Topstukken

Het Gruuthusehandschrift, Brugge rond 1400, fol. 2r.

Koninklijke Bibliotheek, Den Haag 

Een afweging

Een belangrijke uitdaging bij de opstelling van het Topstukkendecreet vormde de afweging van de individuele (eigendoms)rechten op een topstuk versus het gemeenschapsbelang dat het behoud van deze stukken in Vlaanderen vereist. Welke beperkingen konden aan de eigenaars worden opgelegd ter bescherming van de gemeenschapsrechten?

Deze afweging resulteerde in 2003 in een regeling die het buiten Vlaanderen brengen van topstukken verbiedt zonder voorafgaande toelating. De weigering van de toelating daartoe is niet absoluut. Bij een weigering kan de eigenaar van de Vlaamse overheid eisen dat deze het topstuk verwerft tegen de internationale marktwaarde. Doet de Vlaamse overheid dat niet, dan moet zij alsnog de gevraagde toelating verlenen. Binnen Europa bekeken, biedt het Topstukkendecreet, samen met de Nederlandse en de Britse regelingen, een hoog niveau van garanties aan de eigenaars van cultuurgoederen.

Sinds 2003 vond een gestage internationale evolutie plaats naar een grotere erkenning van de ‘gemeenschapsrechten’ op erfgoed en een verdere inperking van ‘het ongestoorde genot van eigendom’. Zo bijvoorbeeld de evoluties op het vlak van ‘roofkunst’ en de nieuwe regelgeving van de EU inzake de invoer van cultuurgoederen. Ook de ratificatie in 2009 door België van het Unesco ’70-verdrag met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de ongeoorloofde invoer, uitvoer en overdracht van eigendom van cultuurgoederen past binnen dit kader. 

Lijsten of categoriën?

Bij de opstelling van het Topstukkendecreet werd lang geweifeld of er geopteerd moest worden voor een lijstensysteem, naar het voorbeeld van Duitsland en Nederland, of voor een categorieënsysteem naar Engels voorbeeld. 

James Ensor, Pierrot en skelet in een gele toga, 1893,  olieverf op paneel, 38 x 48 cm  Collectie Museum voor Schone Kunsten, Gent – Collectie Vlaamse Gemeenschap Beschermd sinds 9 december 2008. Topstukken

James Ensor, Pierrot en skelet in een gele toga, 1893, olieverf op paneel, 38 x 48 cm.

Collectie Museum voor Schone Kunsten, Gent – Collectie Vlaamse Gemeenschap.

Beschermd sinds 9 december 2008

Bij een lijstensysteem zijn de cultuurgoederen in die lijst beschermd, andere niet. Een categorieënsysteem lijst hele groepen van cultuurgoederencategorieën op (bijvoorbeeld alle schilderijen ouder dan 50 jaar met een waarde van minimum 150.000 euro) die niet buiten het land gebracht mogen worden zonder voorafgaande toelating van de cultuuroverheid. De vrees dat een categorieënsysteem tot een al te grote bureaucratie zou leiden en de rechtszekerheid die een lijstensysteem aan de eigenaars, verzamelaars en kunsthandel biedt, leidden uiteindelijk tot een lijstensysteem naar Nederlands en Brits voorbeeld. 

De Nederlandse wet ‘Behoud Cultuurbezit’ (1985) en haar Britse evenknie vormden een belangrijke inspiratie voor het Vlaamse Topstukkendecreet. Zo nam het de toetsingscriteria ‘zeldzaam en onmisbaar’ van de Nederlandse wet over. Wel vulde het Topstukkendecreet de Nederlandse criteria om het onmisbare karakter van een cultuurgoed te toetsen (‘waarde voor het collectieve geheugen’, ‘ijkwaarde’ en ‘schakelfunctie’) aan met een vierde criterium: de ‘artistieke waarde’. Het is dit criterium dat in de adviespraxis van de Topstukkenraad zou uitgroeien tot de belangrijkste reden voor de plaatsing van een cultuurgoed op de Topstukkenlijst. Anno 2023 bevat die vooral kunstwerken. Alhoewel de notie ‘cultuurgoederen’ bijzonder ruim is, vormen de overige cultuurgoederen op dit moment een relatief klein onderdeel van de lijst. 

Naast een oplijsting van cultuurgoederen die niet buiten Vlaanderen gebracht mogen worden zonder voorafgaande toelating, voerde het Topstukkendecreet een toelatingsregeling in voor fysieke ingrepen op deze beschermde voorwerpen en een subsidieregeling voor de conservatie en restauratie ervan. Deze regelingen leidden tot een betere zorg voor topstukken en tot enkele bijzondere realisaties. 

Limieten en remediëring

Het Topstukkendecreet werd al snel na de inwerkingtreding geconfronteerd met zijn limieten. Belangrijk erfgoed dat (nog) niet in de Topstukkenlijst werd opgenomen, kon zonder beperkingen buiten Vlaanderen gebracht worden. Het Gruuthusehandschrift dat in 2007 naar de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag verhuisde, zette dit extra pijnlijk in de verf. Het lijstensysteem van het Topstukkendecreet bood dan wel een hoge mate van rechtszekerheid voor de eigenaars en verzamelaars en bracht weinig bureaucratie met zich mee, maar het was louter reactief en kende de nodige blinde vlekken omdat de eigenaars van belangrijke cultuurgoederen niet zeer geneigd waren om deze kenbaar te maken, laat staan in de topstukkenlijst te laten opnemen.

Minister Bert Anciaux remedieerde ten dele het loutere reactieve karakter van het Topstukkendecreet door een ‘proactief’ beleid te voeren. Hij kocht belangrijk erfgoed aan dat voldeed aan de inhoudelijke criteria voor opname in de Topstukkenlijst, maar om diverse redenen – bijvoorbeeld omdat het stuk zich in het buitenland bevindt – niet in de Topstukkenlijst kon opgenomen worden. Een mijlpaal binnen dit proactieve beleid vormt de aankoop in 2007 van Pierrot en skelet in een gele toga (1893) van James Ensor (1860-1949) uit een Amerikaanse collectie. Bij de opening van het vernieuwde MSK Gent werd het in langdurige bruikleen gegeven aan het museum. Vervolgens kocht de Vlaamse overheid in 2008 het Antifonarium Tsgrooten aan. Omdat de Koning Boudewijnstichting, noch de Koninklijke Bibliotheek dit manuscript konden verwerven, werd het door de Vlaamse overheid aangekocht als ‘buyer in last resort’. Dit belangwekkende muziekhandschrift wordt nu bewaard in de bibliotheek van de Universiteit Gent. 

De aankoop in 2008, op voordracht van het KMSKA, van een paneeltje toegeschreven aan Adriaen Brouwer (1605/06-1638) leidde dan weer tot controverse. Die ging over de toeschrijvingsdiscussie in combinatie met de hoge prijs (742.000 euro) die betaald werd in vergelijking met het geringe bedrag (4.600 euro) waarvoor het als een anoniem werk van een navolger van Brouwer in 2007 geveild werd in een kleine veilingzaal in Elsene. Het paneeltje Oude man in een kroeg (1632/35) maakt nu deel uit van de vaste opstelling van de KMSKA-collectie. Minister Anciaux besloot zijn aankopenreeks met de verwerving van Kinderen aan het ochtendtoilet (1886) van Ensor. Het is een hoogtepunt uit zijn oeuvre, dat in bruikleen aan MSK Gent werd gegeven. De prijs bedroeg 2,8 miljoen euro. Het is daarmee de duurste aankoop van een topstuk.

Lucas Faydherbe, bozzetti met De aanbidding  der herders en De kruisdraging, 1675,   gebakken klei, reliëfs 61 x 102 cm,   met vergulde houten lijst 81 x 120 cm Collectie Museum Hof van Busleyden, Mechelen –Collectie Vlaamse Gemeenschap Beschermd sinds 27 april 2022. Topstukken

Lucas Faydherbe, bozzetto met De aanbidding der herders, 1675, gebakken klei, reliëf 61 x 102 cm, met vergulde houten lijst 81 x 120 cm.

Collectie Museum Hof van Busleyden, Mechelen – Collectie Vlaamse Gemeenschap

Beschermd sinds 27 april 2022

Opmerkelijk is dat al deze aankopen buiten het Topstukkenfonds om gebeurden met middelen die de minister uit andere budgetten wist vrij te maken. Het Topstukkenfonds werd in 2003 door het Topstukkendecreet opgericht om de aankoop van topstukken financieel mogelijk te maken. Voor dit fonds zou een jaarlijkse dotatie op de Vlaamse begroting voorzien worden en de mogelijkheid om de niet bestede middelen volledig over te dragen naar het volgende werkingsjaar. Zo zou een financiële reserve opgebouwd kunnen worden om dure topstukken te kunnen verwerven. 

Op het einde van de ambtstermijn van minister Anciaux (2009) bedroegen de totale gecumuleerde middelen van het Topstukkenfonds evenwel nul euro. Het is de verdienste van zijn opvolger, minister Joke Schauvliege, dat zij de nodige middelen uittrok om vanaf 2009 in de Vlaamse begroting een structurele dotatie op te nemen ter financiering van het Topstukkenfonds. In 2023 bedroeg deze dotatie 563.000 euro. Minister Schauvliege wist in 2011 het iconische Baden te Oostende (1899) van Ensor te verwerven voor 1,3 miljoen euro. 

Lucas Faydherbe, bozzetto met  De kruisdraging, 1675,  gebakken klei, reliëf 61 x 102 cm,   met vergulde houten lijst 81 x 120 cm. Collectie Museum Hof van Busleyden, Mechelen –Collectie Vlaamse Gemeenschap Beschermd sinds 27 april 2022. Topstukken

Lucas Faydherbe, bozzetto met De kruisdraging, 1675,  gebakken klei, reliëf 61 x 102 cm, met vergulde houten lijst 81 x 120 cm.

Collectie Museum Hof van Busleyden, Mechelen – Collectie Vlaamse Gemeenschap

Beschermd sinds 27 april 2022

Wijziging Topstukkendecreet

Tijdens het mandaat van Joke Schauvliege werd het Topstukkendecreet een eerste keer geëvalueerd. Dit leidde met het decreet van 25 april 2014 tot een aantal aanpassingen. Bij de evaluatie vormde het voornaamste discussiepunt opnieuw het al dan niet invoeren van een categoriaal vergunningensysteem. De werkgroep die het Topstukkendecreet evalueerde stelde voor om, in aanvulling op de bestaande ‘lijstenregeling’ een dergelijk categorieënsysteem in te voeren. Dat zou, aldus de werkgroep, de lacunes in het gehanteerde lijstensysteem – belangrijk erfgoed in Vlaanderen dat (nog) niet in de Topstukkenlijst werd opgenomen – opvangen en de stukken, die eigenaars omwille van discretie en veiligheid niet op de Topstukkenlijst geplaatst willen zien, beschermen tegen het risico van een ongewenste uitvoer. Ook zou een dergelijke regeling de beschermingswetgeving in Vlaanderen meer in lijn brengen met de overige Europese landen.

De Topstukkenraad ging in de remmen. Hij meende dat het voorgestelde categorieënsysteem een – in verhouding tot het nagestreefde doel – disproportionele administratieve meerlast met zich mee zou brengen voor de erfgoedinstellingen, de verzamelaars, de handelaars en de overheid. Een dergelijke regeling zou ook de opbouw van privécollecties in Vlaanderen ontraden, vreesde de Topstukkenraad. Hij stelde als alternatief voor om een toestemmingsvereiste in te voeren voor het buiten de Vlaamse Gemeenschap brengen van cultuurgoederen die niet in de Topstukkenlijst opgenomen zijn, maar wel voldoen aan de criteria ‘zeldzaam en onmisbaar’ zoals gehanteerd door het Topstukkendecreet. Het is dit voorstel dat de minister heeft gevolgd. Om eigenaars de mogelijkheid te bieden om zekerheid te krijgen of een cultuurgoed al dan niet beantwoordt aan de criteria ‘zeldzaam en onmisbaar’,  werd een mogelijkheid tot ‘ruling’ (een door de overheid bindende uitspraak) ingevoerd, het ‘certificaat van niet-topstuk”. De facto wordt van deze mogelijkheid nog weinig gebruik gemaakt.

Paul van Ostaijen, Bezette Stad, fol. 15r, 1920-1921,  handschrift, inkt op papier, 154 blz., 29,6 x 23,6 cm Collectie Letterenhuis, Antwerpen – Collectie Vlaamse Gemeenschap Beschermd sinds 2 maart 2020. topstukken

Paul van Ostaijen, Bezette Stad, fol. 15r, 1920-1921, handschrift, inkt op papier, 154 blz., 29,6 x 23,6 cm

Collectie Letterenhuis, Antwerpen – Collectie Vlaamse Gemeenschap.

Beschermd sinds 2 maart 2020

De uitbreiding van de notie ‘topstukken’ tot cultuurgoederen die niet in de Topstukkenlijst staan, maar aan de inhoudelijke criteria voor opname voldoen, heeft geleid tot een performantere bescherming van deze stukken. Dank zij deze wijziging van de regeling konden onder andere een Rubenstekening en twee bozzetti van Faydherbe voor ongewenste uitvoer worden behoed.

Verder werden via de decreetwijziging van 2014 de  toetsingscriteria ‘zeldzaam en onmisbaar’ – tot dan opgenomen in het uitvoeringsbesluit – in het decreet zelf opgenomen. Ook werd een decretaal kader ingevoerd voor de aflevering van de door de Europese Unie opgelegde vergunningen om cultuurgoederen buiten de Europese Unie te brengen. Die worden sinds 1993 afgeleverd door de Franse en de Vlaamse Gemeenschap. In 2022 werden door de Vlaamse administratie 433 vergunningen afgeleverd voor het vanuit Vlaanderen of Brussel buiten de EU brengen van cultuurgoederen.  Minister Schauvliege werd als minister van Cultuur opgevolgd door Sven Gatz (2014-2019). Ook minister Gatz wist enkele kleinere, maar interessante topstukken te verwerven, zoals het Lierse rederijkershandschrift ’t dor wert groeyende, twee retabelfragmenten van Hendrik Roesen, een tronie van Van Dyck en drie intrigerende schetsboekjes van de Romereis van Pieter II Verbruggen. 

Brioloto de Balneo, Maria Lactans,   ca. 1200-1220, kalksteen, 73 x 45,5 x 35 cm Colectie M Museum Leuven –   Collectie Vlaamse Gemeenschap Beschermd sinds 26 juli 2022. Topstukken

Brioloto de Balneo, Maria Lactans,  ca. 1200-1220, kalksteen, 73 x 45,5 x 35 cm

Collectie M Museum Leuven –  Collectie Vlaamse Gemeenschap.

Beschermd sinds 26 juli 2022

Een nieuwe dynamiek

Minister Gatz werd opgevolgd door Jan Jambon (2019-2024), die vanaf het begin belangstelling had voor het Topstukkendecreet en het bredere erfgoedbeleid. Op beleidsmatig vlak leidde dit tot de invoering van het ‘indemniteitsdecreet’ (2022) dat bruiklenen voor tijdelijke tentoonstellingen in Vlaanderen wil bevorderen door een garantstelling voor schade en verlies tot de helft van de waarde van de bruiklenen. In 2023 kwam er een  regeling waarbij verschuldigde erfrechten met kunstwerken betaald kunnen worden. Ook diende de minister een decreetontwerp tot invoering van een voorkooprecht bij publieke veiling van topstukken in. Samen met de minister bevoegd voor het onroerend erfgoed, formuleerde hij het voorstel om topstukken die zich in monumenten bevinden onder de toepassing van het Topstukkendecreet te laten vallen voor wat betreft fysieke ingrepen en conservatie- en restauratiesubsidies.

Onder het ministerschap van Jan Jambon werd opnieuw volop geïnvesteerd in de aankoop van topstukken. Opmerkelijkst daarbij waren de aankopen van een topstuk van de hand van Tom Wesselmann uit de collectie  Matthys-Colle (2019) en van het lange tijd uit het gezichtsveld verdwenen handschrift Bezette Stad van Paul van Ostaijen. Daarnaast werden voor kleinere bedragen nog enkele andere topstukken verworven, waaronder een indrukwekkende Romaanse Maria Lactans uit Verona. 

Zeldzaam en onmisbaar

Enthousiaste communicatiemedewerkers uit musea gebruiken vaak de term ‘topstuk’ om de belangrijkste objecten uit hun collectie in de kijker te zetten. De term ligt gemakkelijk in de mond en de boodschap is meteen duidelijk: het gaat om één van de beste, belangrijkste en meest waardevolle stukken uit het museum. Die moet de bezoeker zeker zien! Meestal beseft de bezoeker niet dat het woord ‘topstuk’ in de wereld van het roerend cultureel erfgoed meer is dan een louter communicatief lokmiddel.

Goudschat van Beringen,  150 tot 100 v. Chr. Gallo-Romeins Museum Tongeren, Topstukken

Goudschat van Beringen, 150 tot 100 v. Chr.. Gallo-Romeins Museum Tongeren.

www.artinflanders.be. Foto: Gallo-Romeins Museum.

Beschermd sinds 17 november 2022

‘Topstuk’ heeft ook een officiële betekenis. De invulling van het woord speelt de hoofdrol in het beleid van de Vlaamse Gemeenschap die haar belangrijkste roerend cultureel erfgoed wil beschermen, verzorgen en koesteren voor de toekomst. In die context kan niet gelijk welk object een topstuk zijn. Die term is voorbehouden voor de uitzonderlijkste voorwerpen en verzamelingen die zich in Vlaanderen bevinden.

Wat is die betekenis dan precies? Wanneer is een voorwerp of een verzameling dan een ‘topstuk’? En wat zijn de gevolgen van dit label? De antwoorden op deze vragen zijn terug te vinden in de ietwat droge en abstracte teksten van het Decreet houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang (kortweg en gemakkelijker: het Topstukkendecreet). Volgens het Topstukkendecreet is een topstuk een roerend goed of een verzameling dat zeldzaam en onmisbaar is voor de Vlaamse Gemeenschap omwille van de archeologische, historische, cultuurhistorische, artistieke of wetenschappelijke betekenis.

Jan Brueghel I,  Frans Francken II, Hendrick van Balen en  Sebastiaen Vranckx, Blazoen  van de Rederijkerskamer  ‘De Violiere’, 1618,  olieverf op paneel, Topstukken

Jan Brueghel I, Frans Francken II, Hendrick van Balen en Sebastiaen Vranckx, Blazoen van de Rederijkerskamer ‘De Violiere’, 1618, olieverf op paneel, 75 x 75 cm.

Collectie KMSKA – Collectie Vlaamse Gemeenschap. www.artinflanders.be. Foto: Hugo Maertens.

Beschermd sinds 18 maart 2005

Om cultureel erfgoed te begrijpen, moet je het kunnen ervaren: zien, horen, ruiken of voelen. Daarom verduidelijkt dit artikel aan de hand van enkele sprekende voorbeelden de term ‘topstuk’. Uiteraard in de hoop de lezer te verleiden deze en vele andere topstukken zelf te gaan beleven.

De Fundamenten

Op 22 oktober 1995 graaft Guy Gilissen enkele greppels in de grond voor de fundering van de kruipkelder van zijn nieuwbouwwoning in Beringen. Tijdens het graven stuit hij op enkele oude gouden schijven en sieraden. Het blijkt een ware archeologische vondst, een verzameling Keltische gouden munten en halssieraden. Guy Gilissen verkoopt in 1996 zijn vondst aan het Gallo-Romeins Museum in Tongeren. Deze Goudschat van Beringen is recent erkend als topstuk, omwille van zijn archeologische betekenis. Daarnaast kunnen topstukken ook een historische, cultuurhistorische, artistieke of wetenschappelijke waarde hebben. Dat is voor elk topstuk anders.

Aurèle Augustin Coppens en Jan van Orly (ontwerp) en Jasper van der Borght (wever), Christus bij Simon de Farizeeër (uit de reeks met acht scènes uit Het Leven van Christus), Brussel, 1731, karton (rechts): olieverf op doek, tapijt (links): wol en zijde,Topstukken

Aurèle Augustin Coppens en Jan van Orly (ontwerp) en Jasper van der Borght (wever), Christus bij Simon de Farizeeër (uit de reeks met acht scènes uit Het Leven van Christus), Brussel, 1731, tapijt : wol en zijde, 430 x 400 cm. Sint-Salvatorskathedraal, Brugge. 

Beschermd sinds 28 januari 2020 

In 1618 maakten de bekende Antwerpse schilders Hendrik van Balen (ca. 1575-1632) en Frans Francken II (1581-1642), die zorgden voor de figuren, Jan Brueghel I (1568-1625), verantwoordelijk voor de ornamenten, en Sebastiaan Vranckx (1573-1647), dierenschilder van dienst, het Blazoen van de Rederijkerskamer ‘De Violiere’ (KMSKA, Antwerpen). De geschilderde rebus verwijst naar de nauwe band tussen de schilderkunst en het schildersgilde enerzijds, en de dichtkunst en de rederijkerskamer anderzijds. Het brengt een gedicht van Vranckx, niet toevallig schilder én rederijker, letterlijk in beeld. De bijzondere cultuurhistorische betekenis ligt in de verwijzing naar de sociale en culturele geschiedenis van de Antwerpse schilder- en rederijkerskunst.

Een ‘topstuk’ kan verwijzen naar één voorwerp (een schilderij, een meubel, een archiefstuk, een gebruiksvoorwerp, een voertuig, een boek, een sierstuk, enz.) of naar een verzameling objecten, waarbij de waarde juist ligt in het feit dat ze samen bewaard zijn. Het is bijvoorbeeld zeldzaam dat de Brugse Sint-Salvatorkathedraal acht wandtapijten en bijhorende kartons (geschilderde ontwerpen van wandtapijten die als model dienen voor de wevers) uit 1731, ontworpen door Aurèle Augustin Coppens (1668-1740) en Jan van Orley (1665-1735), samen bewaart.

Aurèle Augustin Coppens en Jan van Orly (ontwerp) en Jasper van der Borght (wever), Christus bij Simon de Farizeeër (uit de reeks met acht scènes uit Het Leven van Christus), Brussel, 1731, karton: olieverf op doek, tapijt: wol en zijde, Topstukken

Aurèle Augustin Coppens en Jan van Orly (ontwerp) en Jasper van der Borght (wever), Christus bij Simon de Farizeeër (uit de reeks met acht scènes uit Het Leven van Christus), Brussel, 1731, karton: olieverf op doek, 430 x 400 cm. Sint-Salvatorskathedraal, Brugge.

Beschermd sinds 28 januari 2020   

Titiaan, Jacopo Pesaro door paus Alexander VI Borgia voorgesteld aan de heilige Petrus, 1506-1511, olieverf op doek, Topstukken

Titiaan, Jacopo Pesaro door paus Alexander VI Borgia voorgesteld aan de heilige Petrus, 1506-1511, olieverf op doek, 147,8 x 188,7 cm

Collectie KMSKA – Collectie Vlaamse Gemeenschap

www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst

Beschermd sinds 7 april 2009

Zeldzaam

Het Topstukkendecreet verwoordt het criterium ‘zeldzaam’ als volgt: “een roerend goed of een verzameling waarvan er weinig andere – gelijke of gelijksoortige – in dezelfde staat binnen de Vlaamse Gemeenschap aanwezig zijn.”

Evidente voorbeelden zijn de werken van kunstenaars waarvan slechts één werk in Vlaanderen aanwezig is. Zo is Jacopo Pesaro door paus Alexander VI Borgia voorgesteld aan de heilige Petrus (KMSKA, Antwerpen) het enige schilderij van de wereldbefaamde Italiaanse renaissanceschilder Titiaan (1487/90-1576) in Vlaanderen. Van de eveneens beroemde Italiaanse beeldhouwer Michelangelo (1475-1564) is slechts één marmeren beeld in Vlaanderen te vinden, namelijk in de Onze-Lieve-Vrouwkerk in Brugge.

Michelangelo Buonarotti, Madonna met Kind, 1505, marmer, Topstukken

Michelangelo Buonarotti, Madonna met Kind, 1505, marmer, hoogte 128 cm. Onze-Lieve-Vrouwekerk, Brugge

www.artinflanders.be, foto: Hugo Maertens

Beschermd sinds 23 december 2011

Zeldzaamheid kan ook betekenen dat een topstuk uniek is door de voorstelling, de manier waarop het werd gemaakt, de uitzonderlijke uitvoering, de authenticiteit of de unieke plaats binnen het oeuvre van een bepaalde kunstenaar.

En die kunstenaars, hoe bekend ook, moesten allemaal eerst als beginneling starten. Het album met 43 tekeningen van Peter Paul Rubens (1577-1640) naar de prentenreeks De Dodendans van Hans Holbein (1497/98-1543), bewaard in het Museum Plantin-Moretus in Antwerpen, toont hoe de jonge Rubens moest oefenen om het vak in te vingers te krijgen. Dat deed je het best door andere illustere kunstenaars, zoals Hans Holbein, te kopiëren.

De tekeningen getuigen van Rubens’ oefenijver, geven een uniek inzicht in de opleiding van jonge kunstenaars, het vroege werk van Rubens op papier en de toenmalige belangstelling voor Holbein.

Van niet alle topstukken verwacht men op het eerste zicht uniciteit.  Zo lijkt er weinig unieks aan een oude boerenploeg, vergelijkbaar met zoveel andere nog bestaande voorbeelden in Vlaanderen. De eenscharige rondgaande ploeg van het einde van de negentiende eeuw uit de collectie Bulskampveld is zeldzaam omdat het een van de weinige volledig authentieke exemplaren is. 

Rubens

Peter Paul Rubens, De Zondeval,  tekening uit het album met 43 tekeningen naar de prentenreeks De Dodendans van Hans Holbein, 1590, album: 200 x 142 mm, bladen: ca. 198 x 135 mm, tekeningen: ca. 100 x 75 mm, pen in bruin op papier. Museum Plantin-Moretus, Antwerpen.

Beschermd sinds 15 april 2020 

Eenscharige linkskerende rondgaande ploeg uit de Collectie Bulskampveld, einde negentiende eeuw, smeedijzer en hout. Topstukken

Eenscharige linkskerende rondgaande ploeg uit de Collectie Bulskampveld, einde negentiende eeuw, smeedijzer en hout.

Collectie Centrum Agrarische Geschiedenis –  Collectie Vlaamse Gemeenschap

Beschermd sinds 6 mei 2014

Meestal denkt men bij topstukken aan schilderijen, archiefstukken, tekeningen, houten of marmeren beelden, werken op perkament, of eventueel uit textiel. Er zijn ook topstukken die uit uitzonderlijke materialen bestaan, bijvoorbeeld de verzameling liturgische objecten, zoals een altaar, kandelaars en antependia, uit stro (zeventiende-negentiende eeuw), oorspronkelijk bewaard in het klooster van de Zusters Kapucinessen van Antwerpen en nu deel van de Collectie De Mindere in Sint-Truiden. Het ‘minderwaardige’ materiaal stro verwijst naar het armoede-ideaal van de religieuze orde, maar werd verwerkt tot verfijnde kunststukjes.

Uit de verzameling liturgische objecten in stro van de Zusters Kapucinessen van Antwerpen: antependium met IHS-monogram, negentiende eeuw, Topstukken

Uit de verzameling liturgische objecten in stro van de Zusters Kapucinessen van Antwerpen: antependium met IHS-monogram, negentiende eeuw, 101 x 282 cm. Collectie De Mindere, Sint-Truiden.

Beschermd sinds 8 december 2017

Uur- en kalenderwijzerplaat, ca. 1500, olieverf op paneel, Topstukken

Uur- en kalenderwijzerplaat, ca. 1500, olieverf op paneel, 123,4 x 125,6 cm. Museum M, Leuven

www.artinflanders.be, foto: Rik Klein Gotink.

Beschermd sinds 7 april 2009

Onmisbaar

Het afvinken van het criterium ‘zeldzaam’ volstaat niet. Een topstuk moet ook ‘onmisbaar’ zijn. Dit criterium is onderverdeeld in verschillende subcategorieën. Het Topstukkendecreet stelt het zo: “Onmisbaar: een roerend goed dat, of een verzameling die, ten minste een of meer van de volgende eigenschappen heeft: bijzondere waarde voor het collectieve geheugen, schakelfunctie, ijkwaarde, bijzondere artistieke waarde.”

Bijzondere waarde voor het collectieve geheugen

Dit betekent dat het topstuk een duidelijke herinnering vormt aan “personen, instellingen, gebeurtenissen of tradities, die belangrijk zijn voor de cultuur, geschiedenis of wetenschapsbeoefening in Vlaanderen.”

Een selectie stukken uit het Plantin- Moretusarchief, zestiende-negentiende eeuw Museum Plantin-Moretus, Antwerpen Beschermd sinds 24 december 2012. Topstukken

Een selectie stukken uit het Plantin-Moretusarchief, zestiende-negentiende eeuw. Museum Plantin-Moretus, Antwerpen.

Beschermd sinds 24 december 2012

Leven op het ritme van de seizoenen en de natuur. Zo kan je de Uur- en kalenderwijzerplaat (ca. 1500, Museum M, Leuven) het best beschrijven. Dit geschilderde uurwerk verwijst naar de kalender, seizoensgebonden bezigheden en astrologie. Het geeft een unieke inkijk in de wereldvisie van de late middeleeuwers op de verbondenheid tussen mens, natuur, universum en tijd. 

Translatie (morgenprocessie) van het Groot Schrijn van het Heilig Bloed (Jan Crabbe, 1617) voor de pontificale viering, gevolgd door de Heilig Bloedprocessie, 5 mei 2016

Translatie (morgenprocessie) van het Groot Schrijn van het Heilig Bloed (Jan Crabbe, 1617) voor de pontificale viering, gevolgd door de Heilig Bloedprocessie, 5 mei 2016.

Beschermd sinds 18 maart 2005

Wie de Antwerpse Vrijdagmarkt opwandelt, kan er niet naast kijken. De statige woning van Christoffel Plantijn (1520-1589) met de gevleugelde naam ‘Gulden Passer’ trekt de aandacht. Dit gebouw herbergt het vroegere woonhuis en de drukkerij van Plantijn. De zestiende-eeuwse drukkerij was één en al bedrijvigheid, ook eeuwen later. De geschiedenis van de drukkerij, de familie en de boekdrukkunst kan herbeleefd worden dankzij het Plantin-Moretusarchief. De oude, met hand geschreven, soms beduimelde documenten ademen de geschiedenis van de drukkerij van de zestiende tot de negentiende eeuw. Het is een unieke bron voor de culturele en wetenschappelijke geschiedenis van Vlaanderen, en ook ver daarbuiten.

Op Onze-Lieve-Heer-Hemelvaart draagt men in Brugge een topstuk letterlijk op handen door de straten tijdens de Heilige Bloedprocessie. Het zeventiende-eeuwse Groot schrijn van het Heilig Bloed (1617) van zilversmid Jan Crabbe speelt een belangrijke rol in de processie, die nog steeds veel kijkers naar de Brugse binnenstad lokt en door UNESCO erkend werd als immaterieel erfgoed.

Cornelis de Vriendt, genoemd Cornelis Floris, (detail), 1550-1552, Avesnessteen,  zwarte steen en ijzer, Topstukken

Cornelis de Vriendt, genoemd Cornelis Floris, (detail), 1550-1552, Avesnessteen, zwarte steen en ijzer, 18 meter hoog Sint-Leonarduskerk, Zoutleeuw

www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst

Beschermd sinds 14 november 2016

Schakelfunctie

De tweede subcategorie onder de noemer ‘onmisbaar’ is de schakelfunctie. Topstukken die hieraan voldoen, vormen een “belangrijke schakel in een ontwikkeling die belangrijk is voor de evolutie van de kunst, de cultuurgeschiedenis, de archeologie, de geschiedenis of de wetenschapsbeoefening.”

In 1864 maakte de Franse schrijver Victor Hugo (1802-1885) tijdens zijn reis van Tienen naar Leuven een omweg via Zoutleeuw. Daar was hij danig onder de indruk van de 18 meter hoge sacramentstoren in de Sint-Leonarduskerk. De toren van de zestiende-eeuwse Antwerpenaar Cornelis de Vriendt (1514-1575), ook bekend als Cornelis Floris, vormt de bewaarplaats of ‘sacramentshuis’ voor de gewijde hostie, die als reliek werd vereerd.

Het door Hugo bewonderde kunstwerk is zowel traditioneel als vernieuwend. Enerzijds  heeft de sacramentstoren nog de typische gotische verticaliteit in zich. Anderzijds gebruikt Floris wel de nieuwe renaissancevormentaal, zoals klassieke zuilenordes, kariatiden en guirlandes. Dankzij deze spreidstand tussen traditie en vernieuwing, is de toren een mooi voorbeeld van de schakelfunctie van een topstuk.

Franciscus van Weert, Antifonarium Tsgrooten, 1522, perkament. Topstukken

Franciscus van Weert, Antifonarium Tsgrooten, 1522, perkament.

Collectie van de Vlaamse Gemeenschap, Universiteitsbibliotheek UGent. Collectie Vlaamse Gemeenschap.

Beschermd sinds 9 december 2008

In 1522 bestelde abt Antonius Tsgrooten (abdij Tongerloo) een antifonarium bij de scribent Franciscus Van Weert (abdij van Averbode). Dit handschrift met Gregoriaanse koorliederen staat nu bekend als het Antifonarium Tsgrooten (Universiteitsbibliotheek UGent, Collectie Vlaamse Gemeenschap). Het is zeldzaam omdat we de ontstaansgeschiedenis kennen en door de kwalitatief hoogstaande artistieke uitvoering. Naast een belangrijke waarde voor het collectieve geheugen, een ijkwaarde en artistieke waarde, heeft dit antifonarium ook een schakelfunctie. Dankzij aangebrachte veranderingen in de noten kan men de muzikale evoluties en aanpassingen doorheen de zestiende eeuw volgen. 

De Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwkathedraal trakteert de bezoeker op de magistrale voorstelling De kruisafneming van Peter Paul Rubens, een triptiek die hij maakte voor het altaar van de Kolveniers, een van de gewapende gildes van de stad. Over dit topstuk valt veel te vertellen, niet in het minst over zijn belangrijke schakelfunctie. Rubens combineerde de stilistische invloeden van zijn verblijf in Italië met traditionele Vlaamse invloeden. Het schilderij speelde een cruciale rol in de verdere ontwikkeling van zijn oeuvre en zijn bekendheid.

Peter Paul Rubens, De Kruisafneming, 1611-1614, olieverf op paneel Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, Antwerpen. Topstukken

Peter Paul Rubens, De Kruisafneming, 1611-1614, olieverf op paneel. Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, Antwerpen

www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst. 

Beschermd sinds 18 maart 2005

IJkwaarde

De derde subcategorie, de ijkwaarde, focust vooral op de wetenschappelijke waarde van een werk. Een topstuk heeft ijkwaarde, wanneer het “een bijdrage aan het onderzoek of de kennis van andere belangrijke voorwerpen van de kunst, de cultuur, de archeologie, de geschiedenis of de wetenschap” vormt. 

Pieter Bruegel de Oude, De Dulle Griet, 1561, olieverf op paneel. Museum Mayer van den Bergh,  Antwerpen. Topstuk: Ministerieel Besluit 2 december 2014, Topstukken

Pieter Bruegel de Oude, De Dulle Griet, 1561, olieverf op paneel, 162 x 117,4 cm. Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen. 

www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst. 

Beschermd sinds 2 december 2014

Maria Faydherbe, Crucifix,  1620-1635, hout, 33 cm. Topstukken

Maria Faydherbe, Crucifix,  1620-1635, hout, 33 cm. Museum Hof van Busleyden, Mechelen

www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst

Beschermd sinds 18 oktober 2022

Een bekend voorbeeld is De Dulle Griet van Pieter Bruegel de Oude (ca. 1525/30-1569), bewaard in Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen. Mede dankzij de minuscule signatuur met datering bekleedt dit werk een belangrijke plaats in het oeuvre van de kunstenaar. Hierdoor is het schilderij namelijk een ijkpunt.

Aan de hand van dit voorbeeld kunnen andere niet-gesigneerd of ongedateerde werken van Bruegel afgetoetst worden. Een vergelijkbare ijkwaarde hebben de Ruiterfragmenten van de calvariescène uit een passieretabel uit het begin van de zestiende eeuw van de Leuvense beeldhouwer Hendrik Roesen (Museum M, Leuven, Collectie Vlaamse Gemeenschap), waarvan het rechterfragment de signatuur ‘HENDERIC ROOSE’ draagt. 

Dat kunstwerken gesigneerd zijn door een vrouwelijke zeventiende-eeuwse beeldhouwer is zo mogelijk nog unieker. In het Mechelse Hof van Busleyden bewaart men een bijzondere crucifix, gesigneerd door Maria Faydherbe (1587-na 1633), nicht van de bekende beeldhouwer Lucas Faydherbe (1617-1697).

Het was een opmerkelijke dame, die niet op haar mondje was gevallen. Zo deinsde ze er niet voor terug om haar mannelijke collega’s van het Mechelse beeldhouwersgilde te wijzen op hun gebreken als kunstenaars, uiteraard tot groot ongenoegen van de gedupeerden. Het gesigneerde topstuk heeft een ijkwaarde in het onderzoek naar deze bijzondere kunstenares.

Adriaen Coenen, Dat eerste boeck van menich derleij walvischen ende ander selseme groote wonderlijke visschen, 1584, papier, 33 x 34 cm Collectie Stad Antwerpen, Erfgoed- bibliotheek Hendrik Conscience, bruikleen Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde, Antwerpen Topstuk: Ministerieel Besluit  2 december 201. Topstukken

Adriaen Coenen, Dat eerste boeck van menich derleij walvischen ende ander selseme groote wonderlijke visschen, 1584, papier, 33 x 34 cm.

Collectie Stad Antwerpen, Erfgoed- bibliotheek Hendrik Conscience, bruikleen Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde, Antwerpen.

Beschermd sinds 2 december 2011

De alcohol- en likeurinstallatie van likeurhandel Van Thorenburg-Mestdagh uit Gent, 18de eeuw, roodkoper, geelkoper, metaal, messing en hout, hoogte ca. 280 cm,  breedte ca. 420 cm, diepte ca. 440 cm. Jenevermuseum, Hasselt. Topstukken

De alcohol- en likeurinstallatie van likeurhandel Van Thorenburg-Mestdagh uit Gent, 18de eeuw, roodkoper, geelkoper, metaal, messing en hout, hoogte ca. 280 cm,  breedte ca. 420 cm, diepte ca. 440 cm. Jenevermuseum, Hasselt.

Beschermd sinds 22 februari 2018

Adriaen Coenen observeerde de Noordzee in de zestiende eeuw. Hij noteerde en tekende zijn observaties in een handschrift, het Walvisboek, bewaard in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience. Dankzij dit handschrift hebben we een beeld van het ecosysteem van de Noordzee in die periode. Het maakt van dit unieke topstuk een wetenschappelijk ijkpunt. 

Twee uitzonderlijke achttiende-eeuwse installaties, gehuisvest in het Hasseltse Jenevermuseum, hebben een ijkwaarde omdat ze informatie geven over de manier waarop men in die tijd alcohol distilleerde. De alcohol- en  likeurinstallatie van de likeurhandel Van Thorenburg-Mestdagh uit Gent zijn de oudste installaties van die omvang die nog worden bewaard in Vlaanderen en bij uitbreiding in Europa.

Meester van Frankfurt, De Nood Gods,   1515-1520, drieluik, olieverf op paneel Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk, Watervliet. Topstukken

Meester van Frankfurt, De Nood Gods, 1515-1520, drieluik, olieverf op paneel. Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk, Watervliet

www.artinflanders.be, foto: Rik Klein Gotink. 

Beschermd sinds 9 december 2008

Artistieke waarde

De onmisbaarheid van topstukken ligt soms in hun aantoonbare artistieke waarde. De objecten zijn dan van merkelijk hogere kwaliteit dan vergelijkbare kunstwerken uit dezelfde periode, of werden op uiterst verfijnde of unieke manier geproduceerd. 

Een van de artistiek meest hoogstaande kunstwerken van het begin van de zestiende eeuw, is de weinig bekende triptiek Nood Gods van de Meester van Frankfurt (ca. 1460-1515/25), nu bewaard in de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk in Watervliet.

In de edelsmeedkunst spreidden kunstenaars hun technische kunde en artistieke creativiteit tot in het kleinste detail tentoon, zoals in de Drinkbeker in de vorm van een liggend hert van de Meester met dolfijn en golvend water (MOU, Oudenaarde). 

De artistieke waarde van een topstuk ligt soms ook in het kleurgebruik, zoals de harde kleurcontrasten, de spiraalvormige trappen en de zwarte afgrond van Léon Spilliaerts (1881-1946) bekende De duizeling (MuZEE, Oostende).

Een uitermate leuke breinbreker is de artistieke weergave van de ring van Moebius, een meetkundig vlak met slechts één voorkant/bovenzijde, zonder achterkant/onderzijde. De oneindigheid van de ring wordt weergegeven in de Eindeloze kronkel van Max Bill (1908-1994), te zien in het Middelheimmuseum, Antwerpen.

Léon Spilliaert, De duizeling, 1908, gewassen Oost-Indische inkt,  aquarel en kleurkrijt op papier, 637 x 476 mm Mu.ZEE, Oostende www.artinflanders.be, foto: Hugo Maertens Beschermd sinds 26 april 2007. Topstukken

Léon Spilliaert, De duizeling, 1908, gewassen Oost-Indische inkt,  aquarel en kleurkrijt op papier, 637 x 476 mm. Mu.ZEE, Oostende.

www.artinflanders.be, foto: Hugo Maertens. 

Beschermd sinds 26 april 2007

Zeldzaam en onmisbaar: en nu?

Voorwerpen of verzamelingen die zeldzaam en onmisbaar zijn, zijn dus ‘officiële’ topstukken. Dit artikel toont slechts een kleine selectie van de vele topstukken die zich in Vlaamse musea, kerken, onderwijsinstellingen, kloosters, privébezit, enz. bevinden. 

Topstukken mogen zonder toelating Vlaanderen niet verlaten. Op die manier zorgt de wetgeving ervoor dat ze niet verloren gaan. Deze regel geldt voor alle topstukken, ook topstukken die (nog) niet op de Topstukkenlijst staan, of zelfs nog helemaal onbekend zijn.

De minister kan beslissen om topstukken op te nemen op de Topstukkenlijst. Hierdoor kan men extra subsidies krijgen voor de zorg voor deze topstukken. Daarbij komt wel dat men niet zomaar gelijk welke conservatie of restauratie ingreep mag laten uitvoeren. 

Doel is om belangrijk erfgoed te bewaren, te verzorgen en te koesteren zodat wij en vele generaties na ons nog van deze zeldzame en onmisbare werken kunnen genieten.

Verkocht! Topstukken verwerven voor openbare collecties

 Max Bill, Eindeloze kronkel, 1953-1956,  brons, Topstukken

Max Bill, Eindeloze kronkel, 1953-1956,  brons, 125 x 125 x 80 cm. Middelheimmuseum, Antwerpen © SABAM Belgium 2023

Beschermd sinds 17 november 2022

In het Topstukkendecreet en beschermingsbeleid speelt de aankoop van topstukken een fundamentele rol. De Vlaamse overheid engageert zich tot (onderhandelingen over) de aankoop van topstukken wanneer ze conform het Topstukkendecreet weigert toestemming te geven om de topstukken in kwestie buiten Vlaanderen te brengen (‘reactief aankoopbeleid’). 

Wanneer topstukken op de markt komen, bijvoorbeeld wanneer ze aan musea of aan de Vlaamse overheid te koop worden aangeboden of op veiling komen, kan de Vlaamse overheid dankzij het in de schoot van het Topstukkendecreet opgerichte Topstukkenfonds de unieke cultuurgoederen aankopen (‘proactief aankoopbeleid’).

Meester met dolfijn en golvend water, Drinkbeker in de vorm van een hert, MOU, Oudenaarde. Beschermd sinds 17 november 2022. Topstukken

Meester met dolfijn en golvend water, Drinkbeker in de vorm van een hert, MOU, Oudenaarde.

Beschermd sinds 17 november 2022

Het Topstukkenfonds krijgt sinds 2009 een jaarlijkse dotatie, die gecumuleerd kan worden over de jaren heen. Op die manier is het Topstukkenfonds slagkrachtig genoeg om actie te ondernemen bij duurdere aankoopmogelijkheden. Voor de verwerving van topstukken die het budget van het Topstukkenfonds overstijgen, kan de Vlaamse Regering de nodige middelen vrijmaken, zoals recent voor Great American Nude #45 van Tom Wesselmann.

Over een aankoop van een topstuk gaat men niet licht. Eerst en vooral gaat men de authenticiteit van het stuk in kwestie na en kijkt men na of het cultuurgoed ook effectief een topstuk is in de zin van het Topstukkendecreet (zeldzaam en onmisbaar). Nadien bepaalt men of het gevraagde bedrag of de voorgestelde raming voor de aankoop conform de internationale marktwaarde van zulke stukken is. Om dit onderzoek te voeren, kan de minister een beroep doen op de Topstukkenraad. Op basis van het voorgestelde dossier en bijkomende externe expertises over het topstukgehalte, de toeschrijving, de herkomst en de prijszetting, formuleert de Topstukkenraad een advies over de voorgestelde aankoop aan de minister.

De aangekochte topstukken maken deel uit van de Collectie Vlaamse Gemeenschap en worden in langdurige bewaring gegeven aan publieke erfgoedinstellingen (musea, archieven, bibliotheken) die instaan voor het  beheer van het topstuk. Op die manier zijn de aankopen voor het brede publiek toegankelijk en kan het topstuk de beste zorg krijgen.

Malpertuus

Zeven werken van Frits Van den Berghe (1883-1939) kwamen in 2006 op de proeflijst ‘Schone Kunsten 1789-1950’ terecht. Zes ervan werden in april 2007 beschermd als topstuk. Malpertuus (1920), de eerste keuze van de deskundigen die de lijst hadden samengesteld, was er niet bij omdat het schilderij zich al geruime tijd buiten Vlaanderen bevond. In 2009 vernam de administratie dat de eigenaar van het werk een koper zocht. De Vlaamse overheid ging op de opportuniteit in en kocht in datzelfde jaar het doek aan voor een bedrag van 420.000 euro (proactief aankoopbeleid).

Frits Van den Berghe, Malpertuus, 1920, tempera op doek, 110 x 131,5 cm. Collectie Museum voor Schone Kunsten Gent –Collectie Vlaamse Gemeenschap. Topstukken

Frits Van den Berghe, Malpertuus, 1920, tempera op doek, 110 x 131,5 cm.

Collectie Museum voor Schone Kunsten Gent –Collectie Vlaamse Gemeenschap 

www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst.

Beschermd sinds 5 juli 2010

Frits Van den Berghe schilderde Malpertuus op het einde van zijn ballingschap in Nederland. Dit verblijf tijdens en kort na de Eerste Wereldoorlog had een doorslaggevende invloed op zijn artistieke ontwikkeling. Hij kwam er in contact met moderne stromingen zoals het expressionisme, het fauvisme, het kubisme en het futurisme. Deze invloeden verwerkte de kunstenaar tot een persoonlijke synthese. 

Op het schilderij beeldde Frits Van den Berghe zijn goede vriend, schilder Gustave De Smet (1877-1943) af met diens echtgenote Gusta in hun huisje in Blaricum, want ook zij waren naar Nederland gevlucht. Het huis hadden ze ‘Malpertuus’ gedoopt. Het werk intrigeert door de kracht van de compositie, de verwijzingen naar de primitieve kunst, de kubistische invloeden en door de referenties naar de Duitse expressionistische cinema. Het gebruik van dunne tempera in plaats van zware olieverf geeft het schilderij een ongewone matheid die via het gebruik van intens koloriet opgelicht wordt. Malpertuus is een scharnierwerk in het oeuvre van Frits Van den Berghe, op weg naar het meer constructieve expressionisme van de periode rond 1920. Het schilderij is in bewaring gegeven aan het Museum voor Schone Kunsten in Gent, waar het fungeert als een van de referentiepunten van de deelcollectie Vlaamse expressionisten.

James Ensor, De Baden van Oostende, 1890, olieverf, dekverf en potlood op paneel, Topstukken

James Ensor, De Baden van Oostende, 1890, olieverf, dekverf en potlood op paneel, 37,5 x 45, 5 cm.

Collectie KMSKA – Collectie Vlaamse Gemeenschap. 

www.artinflanders.be, foto: Dominique Provost. 

Beschermd sinds 26 april 2007

De Baden van Oostende

Het werk De Baden van Oostende (1890) van James  Ensor werd op 26 april 2007 in de Topstukkenlijst opgenomen met volgende motivatie: “Het werk is kenmerkend voor een groep van schilderijen en tekeningen die Ensor maakte tussen 1889 en 1893-1894 op kleine, kostbare en zorgvuldig geprepareerde paneeltjes. De materiaalkeuze wijkt af van de nonchalante en improviserende werkwijze die hem eigen is. Het werk heeft een bijzondere artistieke waarde, onder meer door het effect van de preparatielaag die Ensor laat meespelen in de uiteindelijke voorstelling en de satirische voorstelling van de mondaine badgasten in Oostende, koningin der badsteden en een van de belangrijkste badplaatsen van Europa. Het werk is dus zowel technisch als thematisch van uitzonderlijk belang.”

In dit werk weet Ensor zijn arabeske vormentaal, zijn theatrale benadering – de thematiek van de vanuit de hoogte geziene massa –, zijn scherp waarnemingsvermogen en zijn humor tot een harmonisch geheel samen te brengen. 

De Baden van Oostende is een sprankelend, mild-satirisch werk dat op treffende wijze de fin de siècle gekte van Oostende-Bad schetst. Het werkje is dan ook terecht een van de publiekslievelingen binnen het oeuvre van Ensor. De Baden van Oostende staat in ons collectieve geheugen gegrift. Het laatste briefje van honderd Belgische frank droeg aan de ene zijde een portret van Ensor en op de keerzijde een herkenbaar fragment van dit werk.

Wellicht werd het werk circa 1894-95 voor het eerst getoond op een tentoonstelling bij La Libre Esthétique te Brussel. De Baden van Oostende werd, zo wil de overlevering, eerst wegens ‘te aanstootgevend’ uit de tentoonstelling gehouden door Octave Maus. Toen koning Leopold II de tentoonstelling bezocht, vertelde Ensor hem dat “het belangrijkste werk ontbrak”. Daarop vroeg Leopold II aan Maus om hem het werk te tonen. De enthousiaste reactie van Leopold II zorgde er voor dat het werk alsnog in de tentoonstelling werd opgenomen.

Minister Schauvliege kon het werk in 2011 verwerven voor 1.330.000 euro.

Le Décor et son Double

Photo-souvenir: Daniel Buren, Le Décor et son Double, werk in situ, Chambres d’Amis, Museum van Hedendaagse Kunst, Gent, 1986

Photo-souvenir: Daniel Buren, Le Décor et son Double, werk in situ, Chambres d’Amis, Museum van Hedendaagse Kunst, Gent, 1986

Voorgedragen als mogelijk topstuk op 24 augustus 2023

In 1986 organiseerde Jan Hoet – toenmalig directeur van het Museum voor Hedendaagse Kunst in Gent, nu S.M.A.K. – de extra muros-tentoonstelling Chambres d’Amis. Ze presenteerde hedendaagse kunst in privéwoningen op verschillende plaatsen in de stad. Door kunst letterlijk uit het museum en in de privéruimte te brengen, wenste Hoet het publiek een meer directe kunstbeleving te bieden. De Franse conceptuele kunstenaar Daniel Buren (°1938) was een van de 51 internationale kunstenaars die een werk in situ creëerde, geïntegreerd in de dagelijkse leefruimte van bewoners.

Buren was toen al een internationaal gerenommeerd kunstenaar. Sinds de vroege jaren 1960 ontwikkelt hij een veelzijdig oeuvre dat in situ wordt gerealiseerd. Elk werk vormt een reactie op de specifieke locatie en haar context. Hierbij maakt de kunstenaar gebruik van zijn ‘outil visuel’, een motief van alternerende witte en gekleurde verticale strepen van 8,7 cm breed.  

Le Décor et son Double (1986/2011), Burens bijdrage aan Chambres d’Amis, was opgevat als een werk in twee delen. In lijn met het concept van Hoets tentoonstelling realiseerde Daniel Buren zijn werk in situ in de gastenkamer van de privéwoning van Annick en Anton Herbert waar hij zijn wit/fuchsia gestreept papier op de wanden aanbracht.  

Buren weigerde – tegen het concept van Chambres d’Amis in – het museum te verlaten en plaatste een minutieuze reconstructie van de gastenkamer in de ingang van het publieke Museum van Hedendaagse Kunst in Gent, toen nog ondergebracht in het Museum voor Schone Kunsten. Enkel de papieren ‘outil visuel’ in het private en publieke ‘décor’ zijn niet identiek maar complementair aan elkaar. 

Tijdens de duur van de tentoonstelling kon alleen het publieke duplicaat van de gastenkamer bezocht worden, de eigenlijke gastenkamer bij de Herberts bleef gesloten. Buren stelde zo Jan Hoets tentoonstellingsconcept in vraag en ontlokte verhitte discussies tussen de deelnemende kunstenaars, de museumdirecteur en de  privéverzamelaars over de functie van het museum. 

Photo-souvenir: Daniel Buren, Le Décor et son Double, werk in situ, Chambres d’Amis, Raas van Gaverestraat, Gent, 1986; details

Photo-souvenir: Daniel Buren, Le Décor et son Double, werk in situ, Chambres d’Amis, Raas van Gaverestraat, Gent, 1986; details

Voorgedragen  als mogelijk topstuk op 24 augustus 2023

“Het voorstel van Chambres d’Amis was aanlokkelijk,” stelt Buren in gesprek met Jan Debbaut, “maar in wezen veel meer discutabel dan men heeft kunnen vermoeden. Op het eerste gezicht leek het museum schijnbaar een genereuze geste te doen; het verliet zijn eigen ruimte om binnen te gaan in private ruimtes, bij mensen die de welwillendheid hadden om de kunstenaars hun huis te lenen. In werkelijkheid demonstreerde het museum al zijn macht door vijftig personen te overtuigen om hun deur open te zetten. Het museum transformeerde de private ruimte in publieke ruimte en ipso facto alle toeschouwers in voyeurs.”

Na afloop van de tentoonstelling behielden de Herberts de interventie in hun gastenkamer. Het publieke duplicaat bleef niet bewaard. 

Een kwarteeuw na datum wist Anton Herbert de kunstenaar, het S.M.A.K. en de Vlaamse overheid op één lijn te krijgen om het publieke deel van het werk opnieuw uit te voeren. Het Topstukkenfonds en de vzw S.M.A.K. verwierven in 2011 voor een bedrag van 450.000 euro, waarvan 250.000 euro voor het Topstukkenfonds, in verhouding tot hun inbreng de gedeelde eigendom van het publieke luik van Le Décor et son Double. De eigendom van het privéluik van het werk bleef bij Anton en Annick Herbert en maakt nu deel uit van de Herbert Foundation. Het publieke deel maakt sinds 2011 deel uit van de collectie van het S.M.A.K.

Le Décor et son Double is ondanks en dankzij de fundamentele bevraging die het bevat over het concept van Chambres d’Amis en bij uitbreiding over de verhouding publiek-privaat in de kunsten, een emblematisch werk. Ook binnen het oeuvre van Buren gaat het om een ‘sleutelwerk’.

Het tweedelige werk kan sindsdien enkel functioneren als beide partijen hun installatie openstellen. Het belichaamt zo niet alleen het spanningsveld tussen de private en publieke sector, maar evenzeer de noodzakelijkheid en het potentieel van een wederzijdse samenwerking.

 Om – zoals dat eigenlijk hoort - het laatste woord aan de kunstenaar te laten: “Als het vaststaat dat Herbert Foundation, evenals S.M.A.K. elk echt een uniek en specifiek werk bezitten, dan kan dat alleen maar werkelijk begrepen worden op het moment dat – in de verbeelding – de twee delen verenigd zijn. Elk deel heeft het particuliere en volledige genot van het element dat het bezit, maar het lezen en het totale begrip van elk van deze specifieke ‘objecten’ – het model en zijn duplicaat – impliceren een ‘co-eigendom’. We hebben dus twee aparte delen, twee eigenaren – een openbare en een private – voor één enkel werk dat voor eeuwig in tweeën is gesneden.” (Daniel Buren, september 2011).

Jan De Caumont, Norbertus wordt tot aartsbisschop van Maagdenburg gewijd, 1635-1644, glasraam Collectie Abdij van Park, Heverlee – Collectie Vlaamse Gemeenschap. Topstukken

Jan De Caumont, Norbertus wordt tot aartsbisschop van Maagdenburg gewijd, 1635-1644, glasraam

Collectie Abdij van Park, Heverlee – Collectie Vlaamse Gemeenschap

Foto: Hans Ficher.

Beschermd sinds 5 april 2018

Jan De Caumont, Norbertus wordt tot aartsbisschop  van Maagdenburg gewijd,Norbertus drijft in  Nijvel de duivel uit bij een meisje, glasraam, Tpstukken

Boven: Jan De Caumont, Norbertus wordt tot aartsbisschop  van Maagdenburg gewijd (detail), 1635-1644, glasraam.

Collectie Abdij van Park, Heverlee – Collectie Vlaamse Gemeenschap

Foto: Hans Ficher. 

Beschermd sinds 5 april 2018

 

Onder: Jan De Caumont, Norbertus drijft in  Nijvel de duivel uit bij een meisje (detail), 1635-1644, glasraam.

Collectie Abdij van Park, Heverlee –Collectie Vlaamse Gemeenschap

Foto: Hans Ficher. 

Beschermd sinds 5 april 2018

Norbertus terug naar de Parkabdij

Ellen Shortell, een Amerikaanse studente kunstgeschiedenis, vroeg in 1987 aan de prior van de Parkabdij in Heverlee of ze op bezoek mocht komen voor een studie over de glasramen van Jan De Caumont (1577-1659). Eerder had ze glasramen van De Caumont in de collectie van de Yale University Art Gallery in New Haven (Connecticut) geïnventariseerd en zo kende ze de Norbertuscyclus die de glazenier tussen 1635 en 1644 voor de pandgang van de Parkabdij had gemaakt.

De opdracht die abt Johannes Masius in 1635 aan Jan De Caumont gaf, was onderdeel van een grootse bouwcampagne na de godsdienstoorlogen en het herwonnen vertrouwen van de Katholieke Kerk. Negen jaar lang werkte De Caumont aan de 41 monumentale glasramen met taferelen uit het leven van de heilige Norbertus. Centraal op elk glasraam staat zo een episode, links en rechts zijn telkens een zalige norbertijn of norbertine afgebeeld. Boven elke scéne bevindt zich een medaillon met een abtswapen. Zowel wat vormgeving en uitvoering als wat omvang betreft, is deze reeks een hoogtepunt van brandglasschilderkunst in de Lage Landen. En toch verdwenen ze uit de abdij. 

Onder het Franse bewind bleef de Parkabdij, dankzij het inzetten van een stroman die de gebouwen en inboedel aankocht, gespaard van de sloop. Ook de glasramen bleven onaangeroerd. In het begin van de negentiende eeuw had de abdij echter af te rekenen met grote financiële problemen. Om die te verhelpen verkocht ze op  5 mei 1828 de hele serie glasramen van De Caumont aan de steenrijke Brusselse reder Jean Baptiste Dansaert.  Nadien is de cyclus verdeeld geraakt over zijn erfgenamen. Een deel bleef in ons land, de andere belandden via  Parijs in Engeland en de Verenigde Staten.

Tot 1937 werd er niets meer vernomen over de glasramen. Dat jaar bezorgde J.C. Nieuwenhuys aan de  Parkabdij Norbertus wordt vereerd als apostel van het Heilig Sacrament uit de cyclus van De Caumont. In 1972 schonk de familie Allard drie glasramen uit de reeks en in 1992 konden de Vrienden van de Abdij twee glasramen uit de cyclus aankopen op een veiling bij Sotheby’s in New York. Zes van de eenenveertig glasramen waren terug in Heverlee. Er werd gezocht naar de andere. De Yale University Art Gallery meldde dat de glasramen in haar collectie het magazijn niet hadden verlaten sinds 1940, waarop de Vrienden antwoordden dat ze bij een eventuele verkoop zouden zorgen voor de nodige middelen. Er werd contact opgenomen met Ellen Shortell, inmiddels professor aan het Massachusetts College of Art in Boston, die bereid was om samen te werken. In 2013 kon de Vlaamse Gemeenschap de acht glasramen uit de Yale-verzameling aankopen voor een bedrag van 39.069 euro. In 2016 kocht de Stad Leuven de zes ensembles van de Corcoran Art Gallery in Washington. De helft van de Norbertus-cyclus van Jan De Caumont kwam zo terug thuis in de Parkabdij.

’t dor wert groeyende, Topstukken

’t dor wert groeyende, Manuscripten.

Boven: blz. 16: Maet regelen verthoonende dal-outheyt de edele rijm conste, [datum niet bekend]

Onder: blz. 119: Melchior Balthazar van Bortel, Cosmophilus sweirelts minnaer, Lier, 1734,

Collectie Bijzondere Collecties, Bibliotheek Universiteit Antwerpen – Collectie Vlaamse Gemeenschap. 

Beschermd sinds 21 maart 2014

’t dor wert groeyende

In 1735 besloot de Lierse rederijkerskamer Den groeyenden boom, opgericht in de vijftiende eeuw, toneelstukken die door en voor het gezelschap waren geschreven in een boek te kopiëren. Zeventig jaar later telde het boek 610 bladzijden. De kalfslederen band kreeg het opschrift ’t dor wert groeyende, de spreuk van de kamer. Decennialang bewaarden de Lierse rederijkers het dikke boek veilig weggestopt in het huis D’Eycken Boom aan de Grote Markt, waar ze hun voorstellingen organiseerden. Toen verdween elk spoor van het handschrift, tot in 2007 een van oorsprong Lierse familie aanklopte bij het Instituut van de Letterkunde in de Nederlanden van de Universiteit Antwerpen. Daar voerden professor Hubert Meeus en dr. Timothy de Paepe onderzoek naar rederijkerstoneel. De familie hoopte te weten te komen wat de oorsprong en betekenis is van het toneelhandschrift  ’t dor wert groeyende dat ze al generaties in haar bezit had.

Het onderzoek bracht aan het licht dat de bundel achttien teksten bevat die nooit eerder zijn verschenen. Ze werden geschreven tussen 1734 en 1803. Van meerdere auteurs waren tot dan toe geen andere teksten bekend. Van rederijkerskamers uit kleinere steden zijn sowieso nauwelijks toneelteksten overgeleverd. Het handschrift helpt dat hiaat op te vullen en nuanceert de vaak gehoorde bewering dat de Zuidelijke Nederlanden in de achttiende eeuw een literaire woestenij waren. Interessant is eveneens dat het handschrift veel vertelt over de scenische mogelijkheden van de Lierse rederijkers in hun piepklein theatertje.

Om al deze redenen belandde ’t dor wert groeyende op de proeflijst met uitzonderlijke objecten uit het theatererfgoed, die de wetenschappers hadden opgesteld op vraag van de Topstukkenraad. In maart 2014 werd het beschermd als topstuk. Bij de erkenning speelde het criterium ‘bijzondere waarde voor het collectieve geheugen’ een belangrijke rol, omdat het handschrift een uiterst zeldzame herinnering is aan de rederijkerscultuur. In het najaar van 2015 kocht de Vlaamse overheid het handschrift aan voor een bedrag van 7.000 euro en gaf het, na restauratie, in bewaring aan de afdeling Bijzondere Collecties van de bibliotheek van de Universiteit Antwerpen.

Studiekop van Anthony van Dyck

Begin maart 2016 bood de gereputeerde Londense kunsthandel Agnew’s het KMSKA een vroege Studiekop van een man in verloren profiel van de hand van Anthony van Dyck (1599-1641) te koop aan, een werkje van 37 bij 30 cm. Het schilderij werd voorheen twee keer in New York geveild, namelijk op 3 juni 1987 bij Christie’s en op 21 mei 1988 bij Sotheby’s. Vervolgens was het stuk in Parijs beland waar de kunsthandel het had verworven.

Anthony van Dyck, Studiekop van een man  in verloren profiel, ca. 1618-1620,   olieverf op paneel, 37 x 30 cm Collectie KMSKA – Collectie Vlaamse Gemeenschap Beschermd sinds 2 juni 2023. Topstukken

Anthony van Dyck, Studiekop van een man in verloren profiel, ca. 1618-1620,  olieverf op paneel, 37 x 30 cm.

Collectie KMSKA – Collectie Vlaamse Gemeenschap.

Beschermd sinds 2 juni 2023

Het paneeltje staat zijdelings vermeld in de oeuvrecatalogus van Van Dyck uit 2004. De vraagprijs van 234.000 euro, inclusief BTW, werd erg billijk geacht. Het schilderij ging ter inspectie naar het restauratieatelier van het museum. Twee gerenommeerde Van Dyck-experten, toenmalig directeur van het Ashmolean Museum Christopher Brown en prof. dr. Katlijne van der Stighelen van KU Leuven, bevestigden de authenticiteit van het werk.

Van Dyck maakte deze studie van een magere oude man naar het leven omstreeks 1618-1620. Hij werkte toen als jonge kunstenaar in het atelier van Peter Paul Rubens. De tronie vormde het vertrekpunt voor de knielende figuur die Christus een rietstengel als staf aanbiedt, rechts onderaan op de Doornenkroning in het Museo del Prado in Madrid en op een tweede versie van die compositie die zich in het Berlijnse Kaiser Wilhelm Museum bevond, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog vernietigd werd. Op beide schilderijen is het model halfnaakt en draagt de man een hoofdband. 

Vermoedelijk is deze studie een fragment van een paneel waarop oorspronkelijk meerdere hoofden stonden afgebeeld. Een latere hand zaagde het hoofd driehoekig uit en vervolledigde de onregelmatige vorm tot een staande rechthoek en schilderde er kledij en een donkere achtergrond bij. Niet de identiteit van het model was voor Van Dyck belangrijk, wel de pose en de speling van het licht op het gelaat en de nekspieren.

De kunstenaar schilderde zulke studies niet voor een publiek of een koper. Ze golden alle als voorbereiding voor het historiestuk waar ze werden ingepast. De penseelvoering is doeltreffend en getuigt van een scherp observatievermogen. Transparante verflagen wisselen elkaar af met opake partijen en met accenten die het licht weerkaatsen. Een verfomfaaide witte kraag vormt het slotakkoord van deze meesterlijke sonate in grijzen, okers en bruinen. Het is niet verwonderlijk dat kunstliefhebbers en kunsthandelaren zulke virtuoze staaltjes van schilderkunst al snel gingen verzamelen en verhandelen. Panelen met meerdere hoofden werden verzaagd en tot autonome tronies omgebouwd, zodat men de koppen individueel kon verkopen. De littekens van de transformatie gelden hier paradoxaal genoeg als keurmerk. 

De museumdirectie vond een aankoop voor het KMSKA gerechtvaardigd. De verzameling bezit nauwelijks zeven eigenhandige schilderijen van Van Dyck en ook in andere Vlaamse en Belgische openbare collecties is de kunstenaar schaars vertegenwoordigd. Deze kopstudie zou de kleine verzameling werken van de meester dus goed aanvullen. Eerder had het museum andere olieverfschetsen aangekocht van Van Dyck (Extase van de heilige Augustinus), Rubens (Keukenmeid en jongen in een voorraadkamer), Lucas Franchoys (Aanbidding door de herders), Jan Boeckhorst (Apollo en  Diana doden de kinderen van Niobe) en Frans Floris (twee kopstudies). Een verwervingsdossier werd bij het Topstukkenfonds ingediend en medio augustus 2016 door minister Sven Gatz goedgekeurd. Die onthulde de nieuwe aanwinst op 10 januari 2017.

Portret van Augustin van Outryve

In 2016 signaleerde Laurence Van Kerkhoven, conservator schilderkunst van de Brugse Musea, een mogelijke aankoop in het kader van het Topstukkenfonds: het portret van Augustin van Outryve, in 1782 geschilderd door Joseph-Benoit Suvée (1743-1807). Van Kerkhoven stelde een dossier samen om de aankoop te motiveren.

Joseph-Benoit Suvée, Portret van Augustin van  Outryve, 1782, olieverf op doek, 211,2 x 146,4 cm Collectie Groeningemuseum, Brugge – Collectie Vlaamse Gemeenschap  www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst Beschermd sinds 15 juni 2020. Topstukken

Joseph-Benoit Suvée, Portret van Augustin van Outryve, 1782, olieverf op doek, 211,2 x 146,4 cm

Collectie Groeningemuseum, Brugge – Collectie Vlaamse Gemeenschap 

www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst. 

Beschermd sinds 15 juni 2020

Het portret is zowel op kunsthistorisch vlak als op sociaaleconomisch gebied bijzonder belangrijk. Suvée had op het moment dat hij het schilderde al naam en faam verworven. In 1780 was hij aanvaard als lid van de eerbiedwaardige Académie royale de Peinture et de Sculpture in Parijs. De kunstenaar had toen al meerdere psychologisch scherp geobserveerde portretten geschilderd, maar dat van Augustin van Outryve springt er uit. Het meer dan levensgrote formaat (211 x 146 cm) is heel uitzonderlijk in het oeuvre van Suvée. Opmerkelijk is dat hij het aandurfde een bijzondere techniek toe te passen. Zo heeft Suvée het gezicht van Van Outryve eerst op een klein stuk doek geschilderd. Dat is nadien samengenaaid met het grote doek waarop hij de rest van het lichaam en de achtergrond aanbracht.

Suvée heeft meerdere portretten geschilderd van de vooraanstaande Brugse familie Van Outryve. Dat van Augustin is ontegensprekelijk het meest intrigerende en illustreert de bloei van de achttiende-eeuwse handel in Brugge. Augustin stond toen aan het hoofd van een internationaal gereputeerde handelsonderneming. In 1782 – het jaar waarin het portret voltooid werd – stichtte hij samen met een neef een maatschappij voor zeevaartverzekering. Ze bezaten drie schepen die de Antillen en Amerika aandeden. Het majestueuze portret van Augustin van Outryve staat symbool voor het bloeiende economische leven in Brugge tijdens de achttiende eeuw. Het is geschilderd met een grote zin voor realisme, perfecte stofweergave en virtuoze penseelstreken.

In de zomer van 2017 kon de Vlaamse Gemeenschap het schilderij aankopen voor 112.000 euro en in bewaring geven aan Musea Brugge. Het portret werd in eigen huis gerestaureerd en is tentoongesteld in zaal 5 van het Groeningemuseum.

Pieter II Verbruggen, Drie Romeinse schetsboeken, ca. 1674-1675, Topstukken

Pieter II Verbruggen, Drie Romeinse schetsboeken, ca. 1674-1675, respectievelijk 72, 74 en 46 bladen van verschillende grootte: ca. 153/190/205 x 120/140/170 mm

Collectie Museum Plantin-Moretus, Antwerpen – Collectie Vlaamse Gemeenschap

Beschermd sinds 12 juni 2019

Schetsboeken van een Romereis

De Drie Romeinse schetsboeken (ca. 1674-75) van Pieter II Verbruggen (1648-1691) kwamen eerst op de proeflijst ‘Tekeningen zeventiende eeuw’, waarna de Vlaamse Gemeenschap ze in 2018 aangekocht voor een bedrag van 160.000 euro. Jarenlang waren ze in privébezit en onder de radar gebleven. Zeventiende-eeuwse schetsboeken zijn slechts sporadisch bewaard en deze drie zijn de enige gekende van een Vlaams beeldhouwer uit die periode. Ze geven een unieke inkijk in de Romeinse studietijd van Pieter II Verbruggen en illustreren hoe een telg van een beroemd Vlaams beeldhouwersgeslacht zich de Romeinse barok eigen maakte, zijn kennis deelde met zijn jongere broer Hendrik-Frans (1654-1724), en hoe ze die vertaalden naar eigen creaties in de Lage Landen.

Pieter II Verbruggen, Drie Romeinse schetsboeken,   ca. 1674-1675, respectievelijk 72, 74 en 46 bladen van  verschillende grootte: ca. 153/190/205 x 120/140/170 mm Collectie Museum Plantin-Moretus, Antwerpen –Collectie Vlaamse Gemeenschap Beschermd sinds 12 juni 2019. Topstukken

Pieter II Verbruggen, Drie Romeinse schetsboeken, ca. 1674-1675, respectievelijk 72, 74 en 46 bladen van verschillende grootte: ca. 153/190/205 x 120/140/170 mm

Collectie Museum Plantin-Moretus, Antwerpen – Collectie Vlaamse Gemeenschap

Beschermd sinds 12 juni 2019

De Romereis van Pieter II Verbruggen is een kantelpunt in zijn carrière. In september 1674 vertrok hij vanuit Antwerpen en reisde via Duitsland en Oostenrijk naar Italië. Via tussenstops in Venetië en Bologna bereikte hij in november Rome, waar hij verbleef tot in 1675, om dan via Parijs terug te keren.

Tijdens deze reis, en vooral in Rome, vulde Verbruggen drie schetsboeken met talloze tekeningen, hoofdzakelijk van barokke architectuur en sculptuur. Opvallend veel aandacht besteedde hij aan de technische uitvoering van architecturale elementen zoals frontons, zuilen en omlijstingen van ramen en deuren. Ook reliëfs en grafmonumenten behoorden tot zijn favoriete onderwerpen. Verbruggen noteerde bij de tekeningen informatie over materiaal, kleur en schaal. De schetsen zijn veelal gemaakt in grafiet, soms overtrokken in pen in bruin of grijs en voor een meer afgewerkt sculpturaal resultaat af en toe met grijs of bruin gewassen. Een aantal tekeningen maakte Verbruggen met rood krijt, soms voor zaken die uitgevoerd waren in rode steen.

Er is nog verder onderzoek nodig naar het hergebruik van de Romeinse tekeningen in het werk van de broers Verbruggen, dat onmiskenbaar is beïnvloed door de Italiaanse barok. Nu al is duidelijk dat veel van de vernieuwingen die Hendrik-Frans vanaf 1680 realiseerde in zijn kerkelijke sculpturen direct tot de drie schetsboeken terug te brengen zijn. Typerend is zijn ‘herwerking’ van Bernini-elementen zoals engelen die een ovalen altaarstuk ondersteunen. Ook draperingen en vrijstaande sculpturen die de altaarontwerpen van Hendrik-Frans een theatraal karakter geven, zijn volop terug te vinden in de schetsboeken van zijn broer. De invloed van Bernini is duidelijk terug te vinden in de hoogaltaren die Hendrik-Frans ontwierp voor de Sint-Augustinuskerk in Antwerpen en de Sint-Baafskathedraal in Gent.

De drie Romeinse schetsboeken van Pieter II Verbruggen zijn in bewaring gegeven aan het Museum Plantin-Moretus in Antwerpen. Ze vormen er een sterke aanvulling op de ruim 1.500 Zuid-Nederlandse tekeningen die het creatieproces van beeldhouwers documenteren en die tot de collectie van het Prentenkabinet van het museum behoren.

Twee ruiterfragmenten

Hendrik Roesen, Twee ruiterfragmenten van een calvarie- scene uit een passieretabel, ca. 1520, eik, gepolychromeerd,  63,5 x 32,5 x 19 cm en 59,2 x 37 x 19,7 cm Collectie Museum M Leuven – Collectie Vlaamse Gemeenschap www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst Beschermd sinds 23 maart 2020. Topstukken

In januari 2019 bezorgde Marjan Debaene, hoofd collecties van M Leuven, aan het Departement Cultuur, Jeugd en Media en de Topstukkenraad een steunaanvraag voor de aankoop van twee ruiterfragmenten (ca. 1520) van  de Leuvense beeldhouwer Hendrik Roesen (geboorte- en sterftejaar niet gekend). Ze waren in het bezit van Bernard Descheemaecker van de Antwerpse galerie Works of Art, die gespecialiseerd is in kunst uit de middeleeuwen en de renaissance.

In de aanvraag beschrijft Debaene de kunsthistorische context van beide eikenhouten retabelfragmenten. “Er kan geen twijfel over bestaan dat deze twee groepen ooit onderdeel vormden van een grote, vermoedelijk centrale calvariescène van een monumentaal passieretabel, waarbij ze beide, als elkaars pendanten, een centrale Kruisiging flankeerden.” Debaene vermeldt dat deze ruiters de enige Zuid-Nederlandse middeleeuwse beelden van Hendrik Roesen betreffen, met signatuur. “De detaillering van de gezichten van ruiters en paarden, van het tuig van de paarden en de wapenuitrusting en maliënkolders is bijzonder fijn uitgewerkt.” Ze behoren tot het allerbeste dat de Brabantse retabelkunst van het begin van de zestiende eeuw te bieden heeft. De ruiterfragmenten zijn bovendien “bijzonder interessant voor de studie van montagetechnieken van laatgotische beeldhouwkunst.” Het zijn, en dat is uitzonderlijk voor Leuvense sculptuur uit die periode, ‘blockverleimte skulpturen’, waarbij de retabelfragmenten uit verschillende afzonderlijk verlijmde planken bestaan. Het zijn dus vooraf artificieel samengestelde eiken blokken waaruit de beelden zijn gesculpteerd.

Het lag voor de hand dat de Vlaamse overheid, na aankoop van de ruiterfragmenten in 2019, ze onderbracht bij M Leuven. Ze vormen een relevante aanvulling op de collectie middeleeuwse beeldhouwkunst van het museum, die vooral stukken van Leuvense en Brabantse origine bevat. Bovendien heeft M Leuven zich de voorbije decennia ook internationaal op de kaart gezet als kenniscentrum op het vlak van middeleeuwse beeldhouwkunst. De beide sculpturen werden aangekocht voor een bedrag van 195.000 euro.

Hendrik Roesen, Twee ruiterfragmenten van een calvarie- scene uit een passieretabel, ca. 1520, eik, gepolychromeerd,  63,5 x 32,5 x 19 cm en 59,2 x 37 x 19,7 cm Collectie Museum M Leuven – Collectie Vlaamse Gemeenschap www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst Beschermd sinds 23 maart 2020. Topstukken

Hendrik Roesen, Twee Ruiterfragmenten van een calvariescene uit een passieretabel, ca. 1520, eik, gepolychromeerd,  63,5 x 32,5 x 19 cm en 59,2 x 37 x 19,7 cm

Collectie Museum M Leuven – Collectie Vlaamse Gemeenschap

www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst. 

Beschermd sinds 23 maart 2020

Great American Nude #45

In 2019 leidde de aankoop van een topstuk door de Vlaamse Gemeenschap tot een voor ons land uniek project van publiek-private samenwerking. Great American Nude #45 (1963) van de Amerikaanse popartkunstenaar Tom Wesselmann (1931-2004) werd door de Vlaamse overheid aangekocht voor 2.175.000 euro. Het schilderij maakte deel uit van de collectie van het Gentse echtpaar Roger en Hilda Matthys-Colle.

Tom Wesselmann, Great Amercan Nude #45,  1963, acrylverf en collage op paneel, Topstukken

Tom Wesselmann, Great Amercan Nude #45,  1963, acrylverf en collage op paneel, 121 x 122 cm

Collectie S.M.A.K., Gent – Collectie Vlaamse Gemeenschap. Foto: Vincent Everarts.

Beschermd sinds 28 november 2022

Dat verzamelde in de tweede helft van de twintigste eeuw vooral in het buitenland werk van kunstenaars van wie het oeuvre op dat moment in volle ontwikkeling was. Daardoor omvatte hun collectie vroege topwerken van prominente vertegenwoordigers van de popart zoals Andy Warhol (1928-1987) en Roy Lichtenstein (1923-1997). Tom Wesselmann past in dat rijtje. In de jaren 1950 debuteerde hij met collages van naakten in interieurs waarin hij schetsen, stukjes behang en advertenties verwerkte. De kleine collages waren een voorbode van de serie Great American Nude (1961-1773), waarmee hij zou uitgroeien tot een van de leidende popartkunstenaars. Great  American Nude #45 verwierf het echtpaar Matthys-Colle in 1966.

De erven boden in 2019 het schilderij te koop aan. Met de opbrengst werd de oprichting van de Stichting Matthys-Colle gefinancierd. De verkoop van het werk van Wesselmann resulteerde bovendien in de langdurige bruikleen van 39 andere werken van internationaal gerenommeerde kunstenaars uit de verzameling Matthys-Colle. 

De veertig werken worden bewaard in het S.M.A.K. Er is een nauwe band tussen het museum en Roger  Matthys. Die was in 1957 in Gent medeoprichter van de Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst. Onder Matthys’ voorzitterschap van de vereniging werd in 1975 het Museum voor Hedendaags Kunst, nu S.M.A.K., opgericht. Matthys had met zijn visie en internationale connecties een grote invloed op de collectie van het nieuwe museum, waarvoor vooral werk van Europese kunstenaars werd aangekocht. De Amerikaanse popart ontbrak. De aankoop van Great American Nude #45 en de 39 bruiklenen vullen dit hiaat nu op.

Zaalzicht in het S.M.A.K. Topstukken

Zaalzicht in het S.M.A.K., foto: Dirk Pauwels

Bezette Stad

Paul van Ostaijen (1896-1928) schreef Bezette Stad in 1920 en 1921, tijdens zijn verblijf in Berlijn. Hij was er van 1918 tot 1921 in ballingschap om in ons land een gevangenisstraf vanwege zijn activistische houding tijdens de oorlog te ontlopen. 

De dichtbundel documenteert op een indrukwekkende en baanbrekende manier de bezetting van Antwerpen tijdens de Eerste Wereldoorlog, in een uniek samenspel van ‘ritmische typografie’, illustraties, woordvormen en flarden zinnen. Dat levert een gefragmenteerde en dynamische poëtische collage op, een zeer bijzonder politiek kunstmanifest, met referenties naar bekende internationale films en liedjes, gebeurtenissen en allerhande citaten. Ondanks deze historische aanknopingspunten voelt de leeservaring nog steeds erg modern aan. Sommige zinnen als Boem Paukeslag, daar ligt alles plat zijn in ons collectieve geheugen gegrift, ook visueel. 

Paul van Ostaijen, Bezette Stad, fol. 99r,   1920-1921, handschrift, inkt op papier,   154 blz., 29,6x 23,6 cm Collectie Letterenhuis, Antwerpen –  Collectie Vlaamse Gemeenschap,  Beschermd sinds 2 maart 2020. Topstukken

Paul van Ostaijen, Bezette Stad, fol. 99r,  1920-1921, handschrift, inkt op papier,154 blz., 29,6x 23,6 cm. 

Collectie Letterenhuis, Antwerpen – Collectie Vlaamse Gemeenschap.

Beschermd sinds 2 maart 2020

Bezette Stad is een van de grootste literaire experimenten uit de internationale avant-garde. Volgens Van Ostaijen-biograaf Matthijs de Ridder is de dichtbundel het absolute referentiepunt voor de moderne poëzie – een hoogtepunt in de Nederlandse literatuur en het internationale modernisme. In Bezette Stad zijn elementen te herkennen van de internationale vernieuwingsbewegingen van het moment. Van Ostaijen was gefascineerd door de manier waarop buitenlandse schrijvers en kunstenaars antwoorden probeerden te vinden op de vragen die ook hem bezighielden. Bezette Stad is zijn antwoord op al die experimenten: we herkennen invloeden van expressionisme, futurisme, kubisme, dada en de nieuwe kunstvorm film.

Het handschrift geeft een spectaculair inzicht in het werkproces van Paul van Ostaijen. Tot in de kleinste details is te zien wat de dichter met zijn bundel beoogde. Hij tekende de volledige lay-out van het werk uit voor zijn vormgever Oscar Jespers (1887-1970) zodat die het excentrieke ontwerp naar de drukpers kon vertalen. Het manuscript toont hoe en waar de gedichten in de bundel moesten worden geplaatst en welke verzen Van Ostaijen bewerkte, inkortte of schrapte. Het manuscript is ook in zichzelf een opzienbarend visueel kunstwerk.

Geert Buelens, hoogleraar Nederlandse literatuur, omschreef het manuscript als ‘de Heilige Graal van de moderne Vlaamse letterkunde’ omdat het al lange tijd zoek was. De Vlaamse overheid verwierf het in 2020 voor een bedrag van 725.000 euro, na bemiddeling door René Francken van Antiquariaat Demian die de anonieme verkoper vertegenwoordigde. 

Het handschrift wordt bewaard in het Letterenhuis. Het is vanzelfsprekend een erg belangrijke aanvulling op de collectie en op het archief van de dichter Paul van Ostaijen dat er al decennia bewaard wordt. Naast Bezette Stad heeft het Letterenhuis ook het manuscript De feesten van Angst en Pijn in collectie – ook erkend als topstuk bij de Vlaamse overheid. Daarnaast schonken vrienden en familie van de jonggestorven Van Ostaijen archivalia aan het Letterenhuis. Een groot deel van de Van Ostaijen-collectie (brieven, handschriften, foto’s) is in de jaren 1970 verzameld en geschonken door Gerrit Borgers. In 2020 werden de Van Ostaijen archivalia aanzienlijk aangevuld met een privéverzameling (collectie Baestaens) die onder andere de briefwisseling van Oscar Jespers aan Paul van Ostaijen bevatte.

Het manuscript was bij aankoop in zeer goede staat. Het is tot in de kleinste details gedigitaliseerd in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience. Op advies van Lieve Watteeuw, conserveringsdeskundige en lid van de Topstukkenraad, is gekozen om het niet te scannen. Dat zou een te ‘vlak’ resultaat opleveren. Daarom is het manuscript in hoge resolutie gefotografeerd om ook de materialiteit van het papier zo goed mogelijk weer te geven. 

Lucas Faydherbe, bozzetto met De aanbidding   der herders (detail), 1675 Collectie Museum Hof van Busleyden, Mechelen – Collectie Vlaamse Gemeenschap Foto: Dries Van den Brande  Beschermd sinds 27 april 2022. Topstukken

Lucas Faydherbe, bozzetto met De aanbidding der herders (detail), 1675. 

Collectie Museum Hof van Busleyden, Mechelen – Collectie Vlaamse Gemeenschap. 

Foto: Dries Van den Brande.

Beschermd sinds 27 april 2022

Bozzetti van Lucas Faydherbe

Vaak genoemd als een van Rubens’ meest getalenteerde leerlingen, geldt Lucas Faydherbe (1617-1697) als een van de belangrijkste Mechelse beeldhouwers. Zijn eerste opleiding tot beeldhouwer kreeg hij van zijn stiefvader Maximiliaan Labbé in zijn geboortestad Mechelen. Later verhuisde Faydherbe naar Antwerpen, waar hij zijn leerschool verder zette in het atelier van Peter Paul Rubens. In 1640 trouwde hij en vestigde zich opnieuw in Mechelen, waar hij uitgroeide tot een van de toonaangevende vormgevers van de barok in zijn regio. Faydherbe kreeg veel opdrachten – niet enkel als beeldhouwer, maar ook als architect. Zo leverde Faydherbe in 1663 de plannen voor de Onze-Lieve-Vrouw van Hanswijkkerk, later de Hanswijkbasiliek, in Mechelen. In het ontwerp voorzag hij een omvangrijke koepel met twee monumentale reliëfs. Het grandioze ontwerp beschouwde Faydherbe zelf als een pronkstuk. Hij schrijft erover: “soo van wijde als van hoogde wel de grootste (is) die van dese Nederlanden gevonden wort…” Het onovertroffen vakmanschap van Faydherbe binnen de beeldhouwkunst staat in contrast met zijn expertise als  architect. Er slopen meerdere fouten in zijn ontwerp en de grootse koepel dreigde op een bepaald moment zelfs in te storten. Mogelijk werd omwille van de beperkte draagkracht beslist om de geplande monumentale reliefs niet in marmer, maar in plaaster uit te voeren. 

In de koepelreliëfs toont Faydherbe passages uit het leven van Christus: de Aanbidding der herders en de Kruisdraging. De keuze voor deze twee thema’s weerspiegelt vermoedelijk niet alleen het levensbegin en  -einde van Christus, maar ook de twee belangrijke momenten uit de liturgische kalender. Hiermee creëerde Faydherbe een mooi samenspel tussen het beeldend programma en de functie van het gebouw waarin ze zijn verwerkt. 

Ter voorbereiding van de koepelreliëfs maakte Faydherbe voorstudies uit terracotta, ook wel modelli of bozzetti genoemd. In de zeventiende eeuw zijn die terracotta-taferelen een gangbare praktijk, maar het is erg uitzonderlijk dat zulke kwetsbare bozzetti bewaard zijn gebleven. Veelal gingen deze ‘schetsen’ verloren tijdens het werkproces. Ook op het vlak van de schaal en de kwaliteit van de uitvoering laten ze zich met weinig andere terracotta’s uit de zeventiende-eeuwse Zuid-Nederlandse beeldhouwkunst vergelijken. Opvallend genoeg zijn er grote verschillen in de dynamiek en sculpturale kwaliteit van de ontwerpen en de uiteindelijk gerealiseerde reliëfs. In de terracotta’s openbaart Faydherbe zich als uitmuntend modelleur en toont hij zijn virtuositeit als verhalenverteller. De afgebeelde scènes ontrollen zich bijna als een film, de beweging is voelbaar voor de toeschouwer. De schilderachtigheid en het karakter van de spontane ‘toets’ die Faydherbe in de klei realiseert, komt in het tactiele, levendige modelé van de bozzetti sterk tot zijn recht. In beide ontwerpen toont zich duidelijk de invloed van leermeester Rubens.

Hoe komt het dat de grovere uitvoering van de monumentale reliëfs zo verschilt van de werkstukken in terracotta? Wellicht speelt de schaalgrootte een rol, maar ook het feit dat Faydherbe voor de uitvoering ervan een beroep heeft gedaan op een van zijn leerlingen of medewerkers. De bozzetti zijn volledig van de hand van de meester zelf, en tonen de kunstenaar op het hoogtepunt van zijn kunnen. Op die manier vormen ze een ijkpunt voor de verdere studie van het oeuvre van Faydherbe. De thema’s van de voorstellingen kaderen in de contrareformatorische geest en sluiten aan bij de centraal gestelde Mariaverering en de florerende en bloeiende bedevaartcultus in de Onze-Lieve-Vrouw van Hanswijkbasiliek in Mechelen.

Uiterst zelden komen terracotta’s van Lucas Faydherbe op de internationale kunstmarkt. Vaak is er twijfel of het gaat om eigenhandig werk van de meester, of om atelierreplieken. Vooral de terracotta-bustes worden kritisch bekeken: daarvan zijn meestal meerdere exemplaren van eenzelfde model bekend, al dan niet met kleine detailverschillen. De hier besproken terracotta-reliëfs zijn uniek. Ze zijn van een uitmuntende kwaliteit en kunnen onbetwistbaar aan Lucas Faydherbe toegewezen worden.

tiebehandeling uitgewerkt, die in 2021-2022 is uitge- Lucas Faydherbe, bozzetto met De kruisdraging (detail), 1675 Collectie Museum Hof van Busleyden, Mechelen – Collectie Vlaamse Gemeenschap Foto: Dries Van den Brande Beschermd sinds 27 april 2022. Topstukken

Lucas Faydherbe, bozzetto met De kruisdraging (detail), 1675

Collectie Museum Hof van Busleyden, Mechelen – Collectie Vlaamse Gemeenschap. 

Foto: Dries Van den Brande. 

Beschermd sinds 27 april 2022

Tot het midden van de negentiende eeuw bevonden de bozzetti zich in het huis van Lucas Faydherbe op de Bruul in Mechelen, waar ze in het bezit waren van zijn nabestaanden. In 1840 kocht baron Emile de Meester de Ravestein de stukken. In 2020 verschenen beide bozzetti in de veilingcatalogus van Sotheby’s. Curatoren van Museum Hof van Busleyden in Mechelen signaleerden de verkoop en wisten de Topstukkenraad en de Vlaamse overheid te overtuigen van het topstukkengehalte van de beide bozzetti. Omdat er geen toelating was verleend om de stukken buiten Vlaanderen te brengen, werden de bozzetti op vraag van de Vlaamse overheid door het veilinghuis terug naar Vlaanderen gebracht, waarna de stukken via een ‘private sale’ door de Vlaamse overheid verworven werden voor een bedrag van 340.000 euro.

Aansluitend kreeg het museum de reliëfs in bewaring. Om de bozzetti volledig tot hun recht te laten komen ging Museum Hof van Busleyden in 2021 samen met de Vlaamse overheid aan de slag om ze te onderwerpen aan een materiaal-technisch onderzoek. Op basis daarvan werd een gepaste conservatie-restauratiebehandeling uitgewerkt, die in 2021-2022 is uitgevoerd door het International Platform for Art Research and Conservation (IPARC). De combinatie van reiniging en retouche, waarbij er gradueel storende zaken werden getemperd, was subtiel maar zeer effectief. 

Met zijn diverse collectie focust Museum Hof van Busleyden op Mechelen als hof- en hoofdstad van de Bourgondische renaissance en de rol van de stad als barokke zetel van de katholieke kerk in de Zuidelijke Nederlanden. Thematisch sluiten de bozzetti dus naadloos aan bij dit collectieprofiel. Daarnaast zorgt de link met de basiliek van Hanswijk ervoor dat Museum Hof van Busleyden een logische bestemming is voor deze kunstwerken, die los van hun bijzondere artistieke kwaliteit een uitzonderlijk inzicht bieden in de werkwijze van Faydherbe. 

Bovendien belooft het museum om samen met het Departement Cultuur, Jeugd en Media en de Topstukkenraad pistes te onderzoeken waarbij de bozzetti ontsloten worden voor het brede publiek – bij voorkeur door middel van een permanente opstelling van de reliëfs op de plek waarvoor ze gemaakt zijn: de Hanswijkbasiliek.

Het eerste abstracte schilderij in Vlaanderen

Ontwikkeling van een thema in rood: Carnaval (1914) van Antwerpenaar Jules Schmalzigaug  (1882-1917) is het eerste volledig abstracte schilderij in Vlaanderen. Het werk is dus zonder meer zeldzaam en onmisbaar, aldus Adriaan Gonnissen, collectieonderzoeker en curator moderne kunst bij het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. Hij maakte voor de Topstukkenraad het voorstel voor aankoop van dit kunstwerk.

Jules Schmalzigaug, Ontwikkeling van   een thema in rood: Carnaval, 1914,   olieverf op karton, 810 x 64 mm Collectie KMSKA – Collectie Vlaamse Gemeenschap   www.artinflanders.be, foto: Rik Klein Gotink Beschermd sinds 28 november 2022. Topstukken

Jules Schmalzigaug, Ontwikkeling van een thema in rood: Carnaval, 1914, olieverf op karton, 810 x 64 mm. 

Collectie KMSKA – Collectie Vlaamse Gemeenschap

www.artinflanders.be, foto: Rik Klein Gotink.

Beschermd sinds 28 november 2022

Jules Schmalzigaug is een telg uit een welgestelde Duitse familie. Hij woonde het grootste deel van zijn leven in Antwerpen. Van 1910 tot 1912 verbleef hij vaak in Parijs, waar hij in contact kwam met kubistische kunstenaars. In 1912 bezocht hij een tentoonstelling van Italiaanse futuristen en raakte in de ban van deze kunstbeweging. Schmalzigaug besloot naar Venetië te verhuizen. Hij verbleef er tot 1914 en beleefde er zijn meest vruchtbare periode.

Ontwikkeling van een thema in rood: Carnaval is in Venetië geschilderd. “Het bezit een bijzondere artistieke waarde omdat het zonder enige twijfel het meest vooruitstrevende en enigmatische werk van Schmalzigaug is,” stelt Gonnissen: “Hij oversteeg met zijn thema in rood de avant-gardebewegingen die hij nog maar recent had omarmd. Door met de achterkant van de verfborstel of met het paletmes blauwe, rode en gele verf weg te krassen, brutaliseerde Schmalzigaug in één werk alle gelikte, biomorfe of uit het stadsbeeld getrokken abstracties van de avant-gardepioniers. Een dergelijke schildershandeling had hij als futurist voorheen nooit ondernomen.”

In zijn aankoopvoorstel voor het Topstukkenfonds vermeldt Gonnissen dat Carnaval deel uitmaakte van een door de kunstenaar zelf uitgekozen ensemble van zes doeken dat hij in 1914 tentoonstelde tijdens de  Esposizione Libera Futurista Internazionale in Rome. “Schmalzigaug koos doelbewust voor een uitgekiende selectie waarin hij zijn artistieke klasse als impressionist, futurist, kolorist en dus ook als abstracte kunstenaar kon etaleren.”

In dit thema in rood schuilt een toekomstvisie van de kunstenaar. Helaas kwam de Eerste Wereldoorlog. Schmalzigaug vluchtte naar Den Haag. Daar mistte hij de sfeer van Venetië en het contact met de grote kunststromingen. Hij raakte in een depressie en pleegde zelfmoord in 1917.

Door halsoverkop uit Italië weg te vluchten, bleven zijn schilderijen in Venetië achter. Carnaval is toen uit het atelier verdwenen en bleef ruim een eeuw verborgen in een Romeinse en later Zwitserse privéverzameling. Eind 2015 dook het doek op in een Zwitsers veilinghuis en werd het aangekocht door de Antwerpse kunsthandelaar en verzamelaar Ronny Van de Velde. In 2021 verwierf de Vlaamse Gemeenschap Ontwikkeling van een thema in rood: Carnaval voor een bedrag van 425.000 euro en gaf het in bewaring aan het KMSKA. Het vormt daar een perfecte aanvulling op de werken van Schmalzigaug die zich reeds in de collectie bevonden.

Peter Paul Rubens, Atlas draagt een armillarium  om de schaduw te bestuderen, ca. 1613, pen en  bruine inkt, gewassen met bruine inkt, hoogsels  met witte gouache, 95 x 143 mm  Collectie Museum Plantin-Moretus, Antwerpen –  Collectie Vlaamse Gemeenschap. Beschermd sinds 21 maart 2022. Topstukken

Peter Paul Rubens, Atlas draagt een armillarium om de schaduw te bestuderen, ca. 1613, pen en  bruine inkt, gewassen met bruine inkt, hoogsels met witte gouache, 95 x 143 mm. 

Collectie Museum Plantin-Moretus, Antwerpen – Collectie Vlaamse Gemeenschap. 

Beschermd sinds 21 maart 2022

Een verloren gewaande tekening van Rubens

Op een zaterdagochtend in 2021 ontving Iris Kockelbergh, directeur van Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet, een mail van een connoisseur die voor het museum de kunstmarkt volgt. Hij tipte tijdig dat op 26 maart 2021 bij het Parijse veilinghuis Drouot een verloren gewaande tekening van Rubens, uit de collectie van Markies van Lagoy, onder de hamer zou gaan. Het ging om Atlas draagt een armillarium om de schaduw te bestuderen (ca. 1613), gemaakt in opdracht van Jan Moretus voor het boek Opticorum libri sex van Rubens’ vriend en wiskundige Franciscus Aguilonius.

Toen het boek van Aguilonius in de loop van 1612 en 1613 werd gedrukt, hadden de broers Balthasar I en Jan II Moretus de uitgeverij van hun vader net overgenomen. Die was in 1610 overleden en had kort voordien voor de eerste keer een werk gedrukt met illustraties van Rubens. Vanaf dan maakte die regelmatig nieuwe ontwerpen voor de Moretussen, zo ook voor Opticorum libri sex philosophis juxta ac mathematicis utiles, dat al snel een standaardwerk werd. Rubens tekende de titelpagina en zes vignetten die afgedrukt staan aan het begin van de zes boeken. De vignetten stellen telkens een geleerde voor die een experiment of een meting uitvoert, bijgestaan door enkele cupido’s. 

In de bibliotheek van Museum Plantin-Moretus bevinden zich de gedrukte werken met illustraties ontworpen door Rubens. Het Prentenkabinet van het museum heeft in de collectie onder andere enkele vroege schetsen in pen en inkt van Rubens en een paar olieverfschetsen op paneel. De op de veiling aangeboden tekening was een zeer mooie opportuniteit om deze verzameling verder aan te vullen met een volledig uitgewerkt (en finaal) ontwerp in inkt op papier. De tekening werd door het Topstukkenfonds aangekocht voor een bedrag van 311.129 euro. Dankzij de aankoop van dit topstuk door de Vlaamse Gemeenschap kan Rubens’ werkwijze bij het ontwerpen van boekillustraties nog beter in kaart gebracht worden.

Brioloto de Balneo, Maria Lactans,   ca. 1200-1230, marmer, 73,5 x 45,5 x 33,5 cm Collectie Museum M, Leuven –   Collectie Vlaamse Gemeenschap www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst Beschermd sinds 26 juli 2022. Topstukken

Brioloto de Balneo, Maria Lactans,  ca. 1200-1230, marmer, 73,5 x 45,5 x 33,5 cm.

Collectie Museum M, Leuven –  Collectie Vlaamse Gemeenschap.

www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst. 

Beschermd sinds 26 juli 2022

Dertiende-eeuws beeld uit Verona

In 2021 had een museum in de Verenigde Staten zijn oog laten vallen op een dertiende-eeuws beeldhouwwerk met de voorstelling van Maria die het kindje Jezus de borst geeft. De eigenaar uit Vlaanderen vroeg een uitvoervergunning aan en zo kwam het werk op de radar van de Vlaamse overheid en de Topstukkenraad, die onmiddellijk deskundigen aansprak om adviezen in te winnen. Na grondig onderzoek werd het beeldhouwwerk nog in 2021 voor een bedrag van 520.000 euro aangekocht door de Vlaamse Gemeenschap. In Vlaanderen is er geen enkel vergelijkbaar voorbeeld van religieuze Italiaanse romaanse sculptuur van die kwaliteit en omvang. Het werk is in bruikleen gegeven aan M Leuven, waar het context en referentie biedt voor de rijke museumverzameling laatmiddeleeuwse sculpturen uit de Nederlanden.

Het onderzoek bracht aan het licht dat deze Maria Lactans dateert van ongeveer 1200-1230 en dat ze kan toegeschreven worden aan Brioloto de Balneo (overleden ca. 1225), in zijn tijd de voornaamste beeldhouwer van Verona. Hij drukte ook zijn stempel op de bouwkunst in zijn stad. Het Mariabeeld is vervaardigd uit Marmo rosso di Verona, een kalksteen eigen aan deze Noord-Italiaanse regio.

In de late twaalfde eeuw ging het Verona voor de wind. De combinatie van een florerende handel en de tijdelijke aanwezigheid van het pauselijke hof bracht creatieve bedrijvigheid in Verona. In die periode domineerde Brioloto de Balneo de lokale kunstproductie. Tussen al het beeldhouwwerk dat hij creëerde voor kerken en paleizen is het Rad van Fortuin-roosvenster van de San Zenobasiliek zijn meesterwerk. De Maria Lactans die te koop werd aangeboden, is een mooie illustratie van Brioloto’s kenmerkende stijl, die sterk is beïnvloed door de Byzantijnse kunst.

Brioloto de Balneo, Maria Lactans,   ca. 1200-1230, marmer, 73,5 x 45,5 x 33,5 cm Collectie Museum M, Leuven –   Collectie Vlaamse Gemeenschap www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst Beschermd sinds 26 juli 2022. Topstukken

Brioloto de Balneo, Maria Lactans,  ca. 1200-1230, marmer, 73,5 x 45,5 x 33,5 cm.

Collectie Museum M, Leuven –  Collectie Vlaamse Gemeenschap.

www.artinflanders.be, foto: Cedric Verhelst. 

Beschermd sinds 26 juli 2022

Brioloto oogstte succes met zijn compositie van Maria Lactans. Er zijn niet minder dan zes versies bewaard gebleven. Het exemplaar in M Leuven is het best bewaarde, al is de oorspronkelijke beschildering nagenoeg volledig verdwenen. Een opvallend detail is de kleine nis vooraan in de sokkel. Vermoedelijk bevatte die een reliekhouder met heilige melk van Maria.

De iconografie van de Maria Lactans, waarbij Maria haar kindje de borst geeft, was bijzonder populair binnen de christelijke kunst. Brioloto behandelde het thema met een voor zijn tijd kenmerkende afstandelijkheid. Maria zit nogal houterig op haar troon en kijkt streng voor zich uit. Toch zit er ook tederheid in het werk, dat een intiem moment tussen moeder en kind toont. 

Deze Maria Lactans is ook van belang voor het collectieve geheugen. Het is een belangrijke getuigenis van de unieke Stoclet-collectie. In de negentiende eeuw vertoefde het beeld bij een verzamelaar in Verona. Daarna maakte het deel uit van de twee voornaamste collecties middeleeuwse kunst van de negentiende en twintigste eeuw, die van graaf Grigory Stroganoff (1829-1910) in Rome en van Adolphe Stoclet (1871-1949) in Brussel. Dat is allicht de reden waarom het beeldhouwwerk zo gaaf bewaard is gebleven.

Een Luikenaar in Vlaanderen

Jean Delcour, Jacobus de Mindere

Met middelen uit het Topstukkenfonds kocht de Vlaamse Gemeenschap in 2022 een bozzetto voor het beeld Jacobus de Mindere (ca. 1690/91) van Jean Delcour (1631-1707) en gaf het in bewaring aan het Museum voor Schone Kunsten Gent.

De barokke beeldhouwer Jean Delcour, ook wel de ‘Luikse Bernini’ genoemd, werd na zijn terugkeer uit Rome de belangrijkste en meest veelzijdige kunstenaar van het Prinsbisdom Luik. Hij kreeg er tal van opdrachten voor de realisatie van oksalen, altaren en preekstoelen in kerken en kloosters. De faam en het werkterrein van Delcour strekten zich uit over de hele Zuidelijke Nederlanden, met onder andere prestigieuze opdrachten voor het praalgraf van bisschop Eugenius Albertus d’Allamont in de Gentse Sint-Baafskathedraal (1667-1672) en het hoogaltaar van de voormalige abdijkerk in Herkenrode (1672-1694), nu in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Hasselt.

Jean Delcour, Jacobus de Mindere, ca. 1690-1691, bozzetto voor het gelijknamige beeld   in de Sint-Jacobskerk in Luik, terracotta,  hoogte: 46,3 cm, breedte: 28,1 cm, diepte: 18,7 cm © KIK-IRPA, Brussel Collectie Museum voor Schone Kunsten Gent – Collectie Vlaamse Gemeenschap  Beschermd sinds 10 maart 2023. Topstukken

Jean Delcour, Jacobus de Mindere, ca. 1690-1691, bozzetto voor het gelijknamige beeld in de Sint-Jacobskerk in Luik, terracotta,  hoogte: 46,3 cm, breedte: 28,1 cm, diepte: 18,7 cm 

Collectie Museum voor Schone Kunsten Gent – Collectie Vlaamse Gemeenschap. 

Beschermd sinds 10 maart 2023

Jean Delcour, Jacobus de Mindere, Topstukken

De bozzetto (een model voor een sculptuur, gemaakt in was of – en in dit geval – klei) van Jacobus de Mindere is een voorstudie voor het gelijknamige beeld uit een reeks van zes monumentale heiligensculpturen die Delcour realiseerde voor de Sint-Jacobskerk in Luik en die zich nog steeds in situ bevinden. Deze bozzetto bewijst de voldragen beeldhouwkunst van Delcour. Als voorontwerp onderscheidt de realisatie zich door een gedetailleerde afwerking en een uitzonderlijke hoogte. Ze is met veel pathos uitgewerkt en getuigt van een virtuoos boetseren en van een bevlogen barokke religieuze expressie en bewogenheid. De in ons land nog bewaarde bozzetti van Jean Delcour bevinden zich voornamelijk in Luikse musea. In Vlaanderen zijn geboetseerde voorontwerpen van de kunstenaar uiterst zeldzaam.

Jacobus de Mindere is een betekenisvolle aanwinst voor de verzameling oude kunst van het MSK Gent. De bozzetto past perfect in de zaal die gewijd is aan het creatieproces van zeventiende-eeuwse kunstwerken, naast olieverfschetsen en tekeningen van onder anderen Peter Paul Rubens en Gaspar de Crayer.

Archief over de bouw van het KMSKA

Op 11 oktober 2022 werd in veilinghuis Bernaerts in Antwerpen een uniek geheel van archieven met betrekking tot de bouw van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen geveild. Het geheel, verdeeld over twaalf loten, kwam voort uit de nalatenschap van Frans Van Dijk (1853-1939) die samen met Jean-Jacques Winders (1849-1936) het gebouw ontworpen heeft. Het aanbod van presentatietekeningen, schetsen en correspondentie kreeg veel aandacht vanwege de bijzondere esthetische kwaliteiten van de tekeningen. Het bestaan van deze uitzonderlijke privécollectie was al geruime tijd gekend bij experten, maar pogingen om het te verwerven voor het toenmalige Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen kenden geen succes.

Jean Jacques Winders en Frans Van Dijk, Nouveau Musée des Beaux-Arts, 1884, steendruk ingekleurd met aquarel, papier op linnen, 85 x 166 cm Foto: d/archKMSKA-archief, inv.nr. BE-A4001/kmska/KMSKA/98-tg:kmskabp:512. Topstukken

Jean Jacques Winders en Frans Van Dijk, Nouveau Musée des Beaux-Arts, 1884, steendruk ingekleurd met aquarel, papier op linnen, 85 x 166 cm

Foto: d/archKMSKA-archief, inv.nr. BE-A4001/kmska/KMSKA/98-tg:kmskabp:512 (uit OKV 2022.5 'Het nieuwe KMSKA')

De veiling vormde een unieke gelegenheid om het geheel te verwerven voor de gemeenschap. Het Vlaams Architectuurinstituut (VAi) besloot de Vlaamse overheid te contacteren, die geld ter beschikking stelde voor een bod, zowel ten behoeve van het VAi als van het KMSKA zelf. Het VAi slaagde erin vier loten te verwerven voor een totaalbedrag van 31.350 euro. Het gaat om drie presentatietekeningen uit 1883 en een lot schetsen en correspondentie uit de periode 1884-1925.

De aanwinst past in het collectieprofiel van het VAi. De verzameling van het VAi focust op de geschiedenis van de gebouwde omgeving en van de architectuurpraktijk in Vlaanderen en Brussel van de negentiende eeuw tot heden. Ze herbergt meer dan 200 privé-archieven van personen, organisaties en bedrijven, waaronder in de eerste plaats architecten, maar onder meer ook  stedenbouwkundigen, (interieur)architecten, bouwpromotoren, verenigingen, en aannemers. De negentiende eeuw is vertegenwoordigd door onder meer de architecten Emile Thielens, Leonard Blomme, Frans en Jozef  Baeckelmans, Eugène Geefs, Edward Careels, maar ook de Koninklijke Maatschappij der Bouwmeesters van Antwerpen en glazenier Auguste Stalins. Toch is deze eeuw minder goed vertegenwoordigd dan de meer recente periodes. De verwerving van de archivalia met betrekking tot de bouw van het museum vormt bijgevolg een welkome verrijking. 

Archief met betrekking tot de bouw van het KMSKA   uit de nalatenschap van Frans Van Dijk, 1883-1925  Collectie Vlaams Architectuurinstituut (VAi), Antwerpen –Collectie Vlaamse Gemeenschap Beschermd sinds 13 juni 2023. Topstukken

Archief met betrekking tot de bouw van het KMSKA, uit de nalatenschap van Frans Van Dijk, 1883-1925. 

Collectie Vlaams Architectuurinstituut (VAi), Antwerpen –Collectie Vlaamse Gemeenschap.

Beschermd sinds 13 juni 2023

Beide architecten, Jean-Jacques Winders en Frans Van Dijk, worden beschouwd als toonaangevend voor de Antwerpse architectuurwereld. Van Dijk geldt als een belangrijke vertegenwoordiger van het eclecticisme in Antwerpen, met in zijn oeuvre beeldbepalende ontwerpen zoals de Sint-Michielskerk (1893) en het Grand Hôtel Métropole (1904). Winders was een exponent van de neo-Vlaamse renaissance, met een aantal opmerkelijk exuberante ontwerpen zoals zijn eigen woonhuis (1882-1885) en het Monument ter herdenking van de Vrijmaking van de Schelde (1883). Hij was vanaf 1895 ook leraar aan de Antwerpse academie en vanaf 1896 lid van de Koninklijke Academie van België. Hun samenwerking voor het ontwerp van het museum, nadat ze in 1879 beiden door de wedstrijdjury tot laureaat waren uitgeroepen, is een opmerkelijke episode uit de Antwerpse architectuurgeschiedenis, met een studiereis, verschillende voorontwerpen die tendensen in de (inter)nationale ontwerppraktijk reflecteren en samenwerking met befaamde kunstenaars en firma’s.

Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, gebouwd in 1884-1890, kan gelden als een realisatie met internationale allure. Het sluit aan bij de westerse canon van overheidsgebouwen die in heel Europa tijdens de belle époque ontstonden en die nog steeds in grote mate de grandeur en het karakter bepalen van vele steden of stadswijken. Meer specifiek vormt het gebouw ook een schakel in de museumtypologie die in de negentiende eeuw in Duitsland ontwikkeld werd en invloed uitoefende in heel Europa. Het museum in kwestie is bovendien een beeldbepalend gebouw voor de Antwerpse wijk Zuid, die in dezelfde periode tot ontwikkeling kwam, en vormt voor de ontwikkeling van de negentiende-eeuwse uitbreiding van Antwerpen een kernmonument, in de lijn van andere monumentale overheidsgebouwen die de nieuw aangelegde leien markeerden (de Nationale Bank, het Gerechtshof, de Opera en andere creaties) en nieuwe buurten identificeerden (het Centraal Station).

Het verworven archief presenteert het talent van twee toonaangevende architecten en het ontwerpproces van een kernmonument met internationale allure. Bovendien sluit het aan bij archiefmateriaal van het Stadsbestuur van Antwerpen, de oorspronkelijke opdrachtgever, bewaard in het Stadsarchief van Antwerpen en in het KMSKA. Het museum heeft overigens op dezelfde veiling dankzij de financiering van de Vlaamse overheid een bijzonder interessant lot met correspondentie van de architecten Van Dijk en Winders kunnen verwerven. Dat er van een bouwproject zowel omvangrijke archieven van zowel opdrachtgever als van de architecten bewaard zijn, is uiterst zeldzaam voor de negentiende eeuw en zelfs voor de eerste helft van de twintigste eeuw. Ook dat aspect draagt bij tot de bijzondere waarde van de verwerving. 

Archief met betrekking tot de bouw van het KMSKA uit de nalatenschap van Frans Van Dijk, 1883-1925 Collectie Vlaams Architectuurinstituut (VAi), Antwerpen – Collectie Vlaamse Gemeenschap Beschermd sinds 13 juni 2023. Topstukken

Archief met betrekking tot de bouw van het KMSKA uit de nalatenschap van Frans Van Dijk, 1883-1925 (detail)

Collectie Vlaams Architectuurinstituut (VAi), Antwerpen – Collectie Vlaamse Gemeenschap

Beschermd sinds 13 juni 2023

Aansluitend op de veiling van 2022 werd het geheel van het geveilde archief erkend als topstuk. Verschillende argumenten pleiten hiervoor. Het archief is een zeldzaam volledig geheel dat betrekking heeft op een ontwerp van twee negentiende-eeuwse architecten. Archiefcollecties van architecten uit die periode zijn op zich schaars, maar de graad van volledigheid en de consistentie van dit archief is ronduit zeldzaam. Het heeft bovendien een bijzondere waarde als referentie, in meer dan één opzicht. Het herbergt een duidelijke herinnering aan twee belangrijke architecten, aan een belangrijke cultuurtempel met een internationale betekenis, en aan een historisch kernmonument van de toen pas geürbaniseerde wijk Zuid in Antwerpen. 

Het archief heeft een schakelfunctie, omdat het aantoont hoe beide architecten, elk erg jong en bovendien vanuit hun eigen architecturale overtuigingen die niet noodzakelijk parallel liepen, samengewerkt hebben aan de realisatie van een ontwerp met een symbolische waarde die het lokale niveau ver oversteeg, en daardoor wilde aansluiten bij de internationaal gangbare vormgeving van het museum, een maatschappelijk belangrijk architectuurtype. Het archief refereert bovendien aan de samenwerking met belangrijke kunstenaars die als onderaannemer onderdelen van de decoratie van het gebouw uitvoerden. Als casus illustreert het KMSKA-archief de rijkdom van negentiende-eeuwse archieven, die vaak op relicten of fragmenten na verdwenen zijn, en getuigt het van de toenmalige ontwerppraktijk, van de organisatie van de bouwwerf, van de relatie tussen bouwheer, architect, aannemer en onderaannemers. Als getuigenis is dit archief zeldzaam en vervult het een schakelfunctie. Om diezelfde reden heeft het KMSKA-archief ook een ijkwaarde. Het verleent een zeldzaam en verregaand inzicht in de ontwerppraktijk, organisatie van de bouwwerf en relaties tussen de verschillende actoren van een groot bouwproject uit een periode waarin de meeste informatie hierover disparaat of verloren gegaan is. 

De verworven presentatietekeningen hebben een bijzondere artistieke waarde en getuigen van het grote tekentalent van de architecten. Ze zijn bovendien met  uiterste zorg voor elk detail uitgevoerd, inclusief de weergave van kunstwerken in het interieur, en voorzien van geraffineerde kleuraccenten. 

Aansluitend op de verwerving liet het VAi een conditierapport opstellen van alle objecten, om op basis daarvan de nodige maatregelen te laten nemen op het vlak van conservatie en restauratie. De uitvoering daarvan wordt nog in 2023 gepland.

Brussels toiletensemble

Begin 2023 verwierf de Vlaamse Gemeenschap, via het Topstukkenfonds, voor 180.000 euro een uniek Brussels toiletensemble, dat ze in bewaring gaf aan DIVA, het museum voor diamant, juwelen en zilver in Antwerpen.

Cornelius II van Eesbeeck, Daniel Pijlemans   en Franciscus T’Serstevens, Elfdelig toiletensemble  met Brusselse merken,  Topstukken

Het is voor de Zuidelijke Nederlanden een uiterst zeldzame elfdelige zilveren set met Brusselse merktekens, te dateren tussen 1676 en 1725. Het ensemble is in het begin van de achttiende eeuw samengesteld uit een toiletspiegel, een scheerbekken, een (juwelen)koffer, twee grote en twee kleine dozen, een handschoenen-schaaltje (‘gantière’), twee borstels en een beker. Het werd in 1969 op de tentoonstelling van burgerlijk zilverwerk in Brussel voor het eerst aan het publiek getoond.

Een dergelijk toiletservies werd in de slaapkamer op een ladetafel opgesteld en bedekt met een kostbaar kanten kleed. Ondanks de rijke uitvoering in zilver waren het voorwerpen voor dagelijks gebruik, bijvoorbeeld bij het opspelden van kanten kragen en manchetten, het bepoederen van gezichten of het opplakken van moesjes.

Toiletensembles werden in opdracht van een klant vervaardigd of de klant maakte een keuze uit reeds gerealiseerde onderdelen. Soms werd een set als geheel gekocht, maar de klant kon er ook voor kiezen om het ensemble in stapjes aan te kopen. Meestal werden de toiletsets bij erfenissen of boedelveilingen uit elkaar getrokken. Net daarom is dit Brussels toiletensemble als geheel bijzonder zeldzaam.

Cornelius II van Eesbeeck, Daniel Pijlemans   en Franciscus T’Serstevens, Elfdelig toiletensemble  met Brusselse merken, 1676-1725, zilver Collectie DIVA, Antwerpen –   Collectie Vlaamse Gemeenschap Foto’s: Dominique Provost Beschermd sinds 24 maart 2023. Topstukken

Cornelius II van Eesbeeck, Daniel Pijlemans en Franciscus T’Serstevens, Elfdelig toiletensemble  met Brusselse merken, 1676-1725, zilver. 

Collectie DIVA, Antwerpen –  Collectie Vlaamse Gemeenschap.

Foto’s: Dominique Provost. 

Beschermd sinds 24 maart 2023

Behalve de beker werden de voorwerpen door meerdere edelsmeden op basis van eenzelfde model gerealiseerd. Dankzij de gegraveerde spiegelmonogrammen van de edelsmeden en de eigenaarsinitialen zullen de achtereenvolgende eigenaars achterhaald kunnen worden. Ook uitzonderlijk is dat de borstels in originele staat bewaard zijn gebleven: zo kunnen de constructie ervan en het materialengebruik bestudeerd worden. Het toiletgerei is voor Vlaanderen dus een belangrijke aanwinst in het onderzoek naar de ontwikkeling van (zilveren) ensembles.

De set werd opgepoetst, de groenblauwe corrosie en vingerafdrukken zijn verwijderd. Sinds de heropening van DIVA in maart 2023, met een vernieuwde vaste presentatie, is het Brusselse toiletensemble een absolute blikvanger in het Boudoir.

Uit het Glazeniersarchief François en Jean-Baptiste  Capronnier, 1843-1908: karton met een barok engelen- hoofdje voor in het maaswerk van een niet nader   bepaald glasraam, z.d. (Sint-Jacobskerk, Antwerpen) Collectie KADOC - KU Leuven – Collectie Vlaamse Gemeenschap Beschermd sinds 11 juni 2020. Topstukken

Uit het Glazeniersarchief François en Jean-Baptiste Capronnier, 1843-1908: karton met een barok engelenhoofdje voor in het maaswerk van een niet nader bepaald glasraam, z.d. (Sint-Jacobskerk, Antwerpen). 

Collectie KADOC - KU Leuven – Collectie Vlaamse Gemeenschap

Beschermd sinds 11 juni 2020

Overzicht aankopen Topstukkenfonds

  • 2004
    - James Ensor, Christus aan het volk getoond, 1885, tekening; bewaarplaats MSK, Gent 
  • 2005
    - Panamarenko, Prova Car, 1967, assemblage; bewaarplaats M HKA, Antwerpen 
  • 2006
     - Marcel Broodthaers, Le Pense-Bête, 1964, mixed media; bewaarplaats S.M.A.K., Gent
    Glazeniersarchief Capronnier, negentiende-begin twintigste eeuw, tekeningen; bewaarplaats  KADOC, Leuven
  • 2007
    - James Ensor, Pierrot en skelet in een gele toga, 1893, schilderij; bewaarplaats MSK Gent
    - Collectie Ghysels, negentiende en twintigste eeuw, orgels (drie zijn beschermd als topstuk); bewaarplaats depot
  • 2008
     - Antifonarium Tsgrooten, 1522, manuscript; bewaarplaats Universiteitsbibliotheek Gent
     - Adriaen Brouwer, Oude man in een kroeg, 1631-1638, schilderij; bewaarplaats KMSKA
    -  Meester van de Heilige Lucialegende, Drie panelen met scènes uit de Sint-Niklaaslegende, vijftiende eeuw, schilderijen; bewaarplaats Groeningemuseum, Brugge
    - James Ensor, Kinderen aan het ochtendtoilet, 1886, schilderij; bewaarplaats MSK Gent
  • 2009
    - Frits Van den Berghe, Malpertuus, 1920, schilderij; bewaarplaats MSK Gent
  • 2011
    -  James Ensor, Baden te Oostende, 1890, schilderij tekening; bewaarplaats KMSKA
     - Daniel Buren, Le décor et son double,  1986/2011, installatie, publieke gedeelte, samen met vzw S.M.A.K., bewaarplaats S.M.A.K., Gent
  •  2013
     - Jan De Caumont, Cyclus met taferelen uit het leven van de heilige Norbertus, 1635-1644, glasramen en tekeningen; bewaarplaats Museum Parkabdij/Parcum
  • 2015
    - ’t dor wert groeyende, zeventiende en achttiende eeuw, manuscript; bewaarplaats Universiteit Antwerpen Bibliotheek Stadscampus, Bijzondere Collecties
  • 2016
    - Anthony van Dyck, Studiekop van een man in verloren profiel, 1618-1620, schilderij; bewaarplaats KMSKA
  • 2017
    - Joseph Benoit Suvée, Portret van Augustin van Outryve, 1782, schilderij; bewaarplaats Groeningemuseum, Brugge
  • 2018
     - Pieter II Verbruggen, Drie Romeinse schetsboeken, 1674-1675; bewaarplaats Museum Plantin-Moretus, Antwerpen
  • 2019
     - Hendrik Roesen, Twee ruiterfragmenten van een calvariescène uit een passieretabel, ca. 1520; bewaarplaats M Leuven
     - Tom Wesselmann, Great American Nude #45, 1963, schilderij; bewaarplaats S.M.A.K., Gent
  • 2020
    -  Paul van Ostaijen, Bezette Stad, 1920-1921, manuscript; bewaarplaats Letterenhuis, Antwerpen
  • 2021
    - Lucas Faydherbe, Bozzetti met de Aanbidding der herders en de Kruisdraging, 1675, terracotta; bewaarplaats Museum Hof van Busleyden, Mechelen
    - Jules Schmalzigaug, Ontwikkeling van een thema in rood: Carnaval, 1914, schilderij; bewaarplaats KMSKA
    - Peter Paul Rubens, Atlas draagt een armillarium om de schaduw te bestuderen, ca. 1613, tekening; bewaarplaats Museum Plantin-Moretus, Antwerpen
    - Brioloto de Balneo, Maria Lactans, ca. 1200-1230, beeld; bewaarplaats M Leuven
  • 2022
    - Jean Delcour, Bozzetto voor een beeld van Jacobus de Mindere, ca. 1690-1691, beeld; bewaarplaats MSK Gent
    - Vier loten uit het architectuurarchief van Frans Van Dijck en Jean-Jacques Winders, 1883 en 1884-1925, presentatietekeningen, schetsen en correspondentie; bewaarplaats VAi
  • 2023
    - Diverse Brusselse meesters, Zilveren toiletensemble, tussen 1676 en 1725, zilver; bewaarplaats DIVA,  Antwerpen

Bewaren en ondersteunen: het beschermingsbeleid van het Topstukkendecreet

Het fysiek beschermen en behouden van topstukken is een van de fundamenten van het Topstukkenbeleid. Je kan daarom niet zomaar wat doen met een topstuk. En niet om het even wie mag een topstuk manipuleren of een behandeling geven. 

Fruitsorteermachine, detail van de corrosie. Topstukken

Fruitsorteermachine WOVEBI, 1947, met een detail van de corrosie.

Fruitstreekmuseum, Borgloon.

Beschermd sinds 6 mei 2014

Soms moet een topstuk een conservatiebehandeling krijgen om verder verval tegen te gaan. Zo zal men een topstuk waarvan het oppervlak helemaal stoffig en vuil is, reinigen. Het kan nodig zijn om de lijst of de constructie te verstevigen. Ook schimmelvorming, verflagen die afschilferen, klemmende panelen of insectenaantasting nopen tot een conservatiebehandeling.

In een aantal gevallen is een restauratiebehandeling nodig. Dan zal men niet alleen de conditie zoals ze nu is, behouden en verder verval tegengaan, maar ook de conditie en de leesbaarheid van het werk verbeteren (zoals bijvoorbeeld lacunes opvullen). De keuzes die men maakt bij een behandeling van een topstuk zijn niet evident en hebben een grote invloed op het uiteindelijke behoud en beheer en op het uitzicht. 

Om een behandeling te mogen uitvoeren, dient de eigenaar of beheerder van een topstuk een dossier in bij het Departement Cultuur, Jeugd en Media. Dit dossier bestaat uit een professioneel opgesteld conditierapport, een omschrijving van de noodzaak tot behandeling, een gedetailleerd behandelplan en een CV van de restaurator die de behandeling, bij goedkeuring, zou uitvoeren.

Fruitsorteermachine WOVEBI, 1947, met een detail   van de corrosie Fruitstreekmuseum, Borgloon. Topstukken

Fruitsorteermachine WOVEBI, 1947. Fruitstreekmuseum, Borgloon.

Beschermd sinds 6 mei 2014

De Topstukkenraad die de restauraties van topstukken nauwgezet opvolgt, formuleert hierover een advies. Op basis daarvan wordt door de Vlaamse overheid een toelating afgeleverd of geweigerd. Op deze manier worden alleen goed doordachte, gemotiveerde en goedgekeurde behandelingsvoorstellen uitgevoerd door gespecialiseerde experten in conservatie en restauratie.

Conservatie- en restauratiebehandelingen kunnen tot tachtig procent gesubsidieerd worden via het Topstukkenfonds. In 2022 keurde minister Jambon daarnaast een subsidiereglement goed dat gericht is op de verbetering van de bewaaromstandigheden van topstukken. Kleinere ingrepen en werkzaamheden die de bewaaromstandigheden verbeteren, beperken vaak de risico’s op schade, waardoor topstukken in een betere staat bewaard kunnen worden. Op die manier kunnen dure conservatie- en restauratiekosten worden vermeden. Samen met de eigenaar of beheerder van een topstuk kan de overheid op die manier de zorg voor het roerend cultureel erfgoed centraal zetten.

Fruitsorteermachine. Topstukken

Fruitsorteermachine WOVEBI, 1947,  detail. 

Fruitstreekmuseum, Borgloon.

Beschermd sinds 6 mei 2014

Fruitsorteermachine

Sinds 2014 is de fruitsorteermachine WOVIBI uit 1947 beschermd als topstuk. Deze elektrisch aangedreven machine voor het sorteren naar grootte van appels en peren is allicht de enige van die omvang en uit die periode die bewaard is gebleven in Vlaanderen.

In het voorjaar van 2019 verhuisde het topstuk naar het Fruitstreekmuseum in Borgloon. Het kreeg voordien een conservatiebehandeling, uitgevoerd door Object Care uit Dendermonde. De machine is samengesteld uit verschillende materialen (hout, metalen, kunststof en textiel) die elk een aangepaste aanpak nodig hadden. Object Care nam de vervuiling van het hout weg door gebruik te maken van een solvent en droogreinigde het textiel met borstel en stofzuiger. De metalen onderdelen kregen een behandeling om de corrosie af te dekken.

De rubberen loopband, die helemaal verdroogd is, moest voorzichtig met een borsteltje gereinigd worden. Object Care gaf ook richtlijnen voor het transport van de machine en voor de bewaaromstandigheden in de nieuwe locatie.

Kaakreliekhouder

IPARC (International Platform for Art Research and Conservation) uit Kampenhout kreeg de opdracht om de tiende-eeuwse Kaakreliekhouder Arculla Maxilla,  bewaard in de Sint-Catharinakerk te Maaseik, klaar te maken voor de Topstukkententoonstelling in het MAS.

De reliek werd droog gereinigd met een zachte borstel. Topstukken

De reliek werd droog gereinigd met een zachte borstel.

Dietlinde Peeters voerde de behandeling in onderaanneming uit in het atelier van IPARC. Het topstuk in de vorm van een kaak bevat een deel van het gebit (maxilla), waarschijnlijk van een kind. Het is vervaardigd van (verguld) zilver, messing en ijzer en is versierd met edelstenen.

De gewenste behandelingen op basis van het conditierapport, onder andere het verwijderen van restanten polijstmiddel en het wegnemen en stabiliseren van de koper- en ijzercorrosie, werden uitgebreid, in onderling overleg met alle betrokkenen. De belangrijkste bijkomende opdracht was de reliekhouder te openen, een handeling die gedetailleerd gefotografeerd en gefilmd moest worden. Dietlinde Peeters reinigde de binnenzijde van de reliekhouder met ethanol. De kopercorrosie op de messing van de klinknagels werd verwijderd en nadien kreeg de messing een microkristallijne waslaag om nieuwe corrosie te vermijden bij condensvorming binnenin. Ook de kaak en het bijhorende papiertje werden zorgvuldig gecontroleerd voor ze terug te plaatsen en de reliekhouder te sluiten. 

Kaakreliekhouder Arculla Maxilla  uit de tiende eeuw voor en na   de conservatiebehandeling Sint-Catharinakerk, Maaseik. Topstukken

Kaakreliekhouder Arculla Maxilla uit de tiende eeuw voor en na de conservatiebehandeling. Sint-Catharinakerk, Maaseik. 

Beschermd sinds 29 augustus 2019

Constant Permeke, Het Afscheid, 1948, olieverf op doek. Topstukken

Constant Permeke, Het Afscheid, 1948, olieverf op doek, 163 x 178,5 cm. Mu.ZEE, Oostende.

Links: voor de behandeling zijn de vervormingen in het doek duidelijk zichtbaar

Rechts: het werk na de behandeling

Beschermd sinds 26 april 2007

Dikke verflagen van Permeke

In 1948 schilderde Constant Permeke Het Afscheid. Het doek vertoonde grote golven en vele vervormingen, allicht veroorzaakt door het gewicht van de dikke olieverflagen. Aan de randen waren kleine scheurtjes ontstaan, waarschijnlijk toen het doek werd opgespannen op een nieuw spieraam (het houten raamwerk achter het doek). Aan openstaande craquelures en plaatsen waar de bruine verf losliet, waren kleuren te zien zoals rood en fel blauw, wat deed vermoeden dat Permeke Het Afscheid over een ander, kleurrijker, werk heeft geschilderd.

detail van een loslatende schilfer met onderliggend blauw. aanbrengen van rode ondergrondkleur in de lacunes van  de lijst als basis voor de retouches. Topstukken

Boven: detail van een loslatende schilfer met onderliggend blauw

Onder: aanbrengen van rode ondergrondkleur in de lacunes van  de lijst als basis voor de retouches

Begin 2020 ging het schilderij voor een conservatiebehandeling naar het atelier van Richardson-Weissenborn in Brugge. De uitvoerders maakten het doek los van het spieraam en stofzuigden de volledige rugzijde van het doek en de latten van het raam. Terwijl het doek face-down op een zachte ondergrond lag, vlakten ze vervormingen door gebruik te maken van vocht, warmte en lichte druk. De conservatiebehandeling ging dan verder met het verstevigen met stukjes gaas van de kleine scheurtjes in de spankanten (de zijkanten waar het doek aan het raam wordt geniet) en het verbreden van de erg smalle spankanten links en rechts van het schilderij. Voor deze behandeling, striplining genoemd, maakte Richardson-Weissenborn gebruik van linnen met gelijkaardige weefeigenschappen als het origineel. Het doek werd vervolgens op het spieraam gespannen met fijndraad-nieten in inox. Tussen de nieten en het doek kwam een lint zodat de nieten in de toekomst gemakkelijk en veilig kunnen verwijderd worden. Om het doek met de zware verflaag te ondersteunen, werd tegen de rugzijde een laag Fiberfill (‘synthetische watten’) aangebracht.

Ook de picturale laag werd met dezelfde zorg en deskundigheid aangepakt. De verfopstuwingen met scherp opstaande randjes werden gevlakt en gefixeerd. Dat gebeurde met steurlijm in een concentratie van 3% in gedemineraliseerd water. Het te fixeren plekje werd lichtjes opgewarmd met warme lucht, de lijm werd met een fijn penseel onder de verfschilfers aangebracht en met een vochtig wattenstaafje werd de zone aangerold.

Het schilderij was bedekt met een laag vuil. De conservatiemedewerkers verwijderden dat met gedemineraliseerd water en een zuigspons. Deze methode pikt het vuil goed op en werkt veilig. Het oppervlak werd terug glanzender, maar oude schade aan en glansverschillen in de vernislaag werden nu beter zichtbaar. Die werden gecorrigeerd en er werd een extra eindvernis aangebracht. De behandeling van de lijst verliep even secuur. Losliggende verfschilfers werden gefixeerd en lacunes in de beschildering werden geretoucheerd.

Quinten Massijs, Altaarstuk  van het Schrijnwerkersambacht (voor restauratie), 1511,  olieverf   op paneel, 260 x 503 cm Collectie KMSKA – Collectie Vlaamse Gemeenschap www.artinflanders.be, foto: Hugo Maertens Beschermd sinds 7 april 2009. Topstukken

Quinten Massijs, Altaarstuk  van het Schrijnwerkersambacht (voor restauratie), 1511,  olieverf op paneel, 260 x 503 cm.

Collectie KMSKA – Collectie Vlaamse Gemeenschap

ww.artinflanders.be, foto: Hugo Maertens.

Beschermd sinds 7 april 2009

Altaarstuk van het schrijnwerkersambacht

Het KMSKA is een van de weinige Vlaamse musea met een eigen restauratieatelier. Ongeveer 200 schilderijen en sculpturen kregen hier al een restauratiebehandeling. Nu is het de beurt aan de Triptiek van de Schrijnwerkersgilde (1511) van Quinten Massijs (ca. 1466-1530). De restauratie startte in 2021 en zal einde 2024 afgerond zijn. Het gaat om een monumentaal werk van 260 bij 503 centimeter.

Gwen Borms leidt het KMSKA-restauratieatelier en superviseert het team van externe specialisten dat de opdracht kreeg: Titania Hess, Céline Talon en Masayuki Hinoue. In het team van Masayuki werken ook Diana de Man en Paula Aleixandre. Ze hebben allemaal heel wat ervaring met restauraties van Oude Meesters. Omdat ze elk aan verschillende delen van de triptiek werken, is constant overleg noodzakelijk. Ze toetsen voortdurend ideeën en voorstellen van aanpak bij elkaar af. Eenmaal een beslissing is genomen, zitten ze op één lijn en kunnen ze zelfstandig aan de slag, met de garantie dat het hele werk dezelfde behandeling krijgt.

Titania Hess, Céline Talon, Gwen Borms en Masayuki Hinoue in het KMSKA-restauratie-atelier. Topstukken

Titania Hess, Céline Talon, Gwen Borms en Masayuki Hinoue in het KMSKA-restauratie-atelier 

De drie restauratoren waren aangenaam verrast dat de triptiek nog in zeer goede staat verkeert, nadat ze een woelige geschiedenis als bij wonder heeft overleefd. In 1533 ontsnapte ze aan de brand die grote delen van het interieur van de Antwerpse kathedraal in de as legde. In de zomer van 1566, tijdens de Beeldenstorm, werd de triptiek in veiligheid gebracht.

Toen in 1581 het calvinistische stadsbestuur van Antwerpen de verkoop van alle kerkelijke kunst beval, bood Elisabeth I van Engeland een aanzienlijke som voor het altaarstuk. Schilder Maerten de Vos (1531/32-1603) wist het werk in de stad te houden en vanaf 1582 werd het bewaard in het stadhuis. In 1589 kwam de triptiek opnieuw in de Onze-Lieve-Vrouwe- kathedraal. In 1798, onder de Franse bezetting, werd de triptiek openbaar geveild en weer was het een Antwerpse schilder, Willem Herreyns (1743-1823), die het stuk voor de stad wist te behouden. Sindsdien maakt het deel uit van het Antwerps openbaar bezit en is het nu te zien in het KMSKA.

Het drieluik wordt tot in het kleinste  detail onderzocht. Topstukken

Het drieluik wordt tot in het kleinste  detail onderzocht (kleine foto's: details tijdens de behandeling)

Een bijzonder aspect van de restauratie heeft te maken met het feit dat Massijs zich niet alleen liet beinvloeden door de Vlaamse primitieven, maar evenzeer door Italiaanse kunstenaars zoals Leonardo da Vinci en Rafael. Dat is te zien in zijn landschappen, waar hij werkte met zacht afnemende kleurtinten en vervagende omtreklijnen. Ook elders in de triptiek toonde Massijs zich een meester in het schilderen van subtiele tussentinten die harmonieus versmelten. Een vernisafname dient steeds op een gecontroleerde wijze te worden uitgevoerd.

Ook voor deze triptiek is een zachte reiniging aangewezen. In het verleden is dat niet altijd even secuur gebeurd en werd er soms te hard gereinigd, wat te zien is in gezichten van personages op het middenpaneel.

Na de oppervlaktereiniging zijn de twee belangrijkste opdrachten het verwijderen van de vergeelde vernis om daarna de verfopstuwingen aan te pakken. Het werk is geschilderd op paneel. Hout is een organisch materiaal en beweegt: het zet uit en krimpt in. Dat kan gevolgen hebben voor de hechting van de picturale laag. 

Het zijpaneel met de Heilige Johannes in de olie, voor en na restauratie www.artinflanders.be, foto: Rik Klein Gotink. Topstukken

Het zijpaneel met de Heilige Johannes in de olie, voor en na restauratie

www.artinflanders.be, foto: Rik Klein Gotink

Waar verfschilfers loskomen, worden die vastgehecht met steurlijm via dezelfde methode die de restaurateurs hanteerden bij Het Afscheid van Permeke.

De triptiek heeft al wat restauratiebehandelingen achter de rug. In de zeventiende en het midden van de negentiende eeuw werden de meeste overschilderingen al verwijderd. Het restauratieteam zal alle retouches verwijderen. Er wordt nog onderzocht welke oude vullingen behouden zullen worden.

Jean Delcour, Jacobus de Mindere, ca. 1690-1691, de uitgeholde achterzijde van de bozzetto   en van de holte van de steun. Topstukken

Jean Delcour, Jacobus de Mindere, ca. 1690-1691, de uitgeholde achterzijde van de bozzetto   en van de holte van de steun

Bozzetto van Jean Delcour: een voorstudie

Nadat de Vlaamse Gemeenschap in 2022 deze bozzetto voor het beeld Jacobus de Mindere (ca. 1690/1691) van Jean Delcour aankocht, kreeg een interdisciplinair team van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) onder leiding van Judy De Roy de opdracht een voorstudie te maken voor de restauratie van dit topstuk. De Roy is hoofd van het Atelier Steensculptuur van het Departement Conservatie en Restauratie bij het KIK.

De studie beschrijft de iconografie van de bozzetto en situeert die in de reeks beelden die Delcour maakte voor de Sint-Jacobskerk in Luik. Judy De Roy behandelt ook de materiaal-technische aspecten. De samenstelling van de klei die Delcour gebruikte, werd door het lab geanalyseerd met behulp van X-stralen Fluorescentie (XRF-metingen), een non-invasieve techniek om de chemische samenstelling van de materialen te detecteren. Vervolgens komt aan bod op welke manier Delcour het beeld heeft opgebouwd, met oog voor het kleinste detail, zoals sporen van een spatel en een mes die werden gebruikt en ook enkele vingerafdrukken van de kunstenaar die werden vereeuwigd. De Roy vermeldt het bakproces en wijst erop dat Delcour veel aandacht heeft besteed aan de technische uitvoering van deze bozzetto, die slechts enkele kleine scheuren vertoont, veroorzaakt door het krimpen van de klei tijdens het drogings- en bakproces.

De bozzetto tijdens de restauratie: detail tijdens reiniging met gel (links) en voor de helft gereinigd aangezicht (rechts). Topstukken

De bozzetto tijdens de restauratie: detail tijdens reiniging met gel (links) en voor de helft gereinigd aangezicht (rechts)

Vervolgens behandelt de voorstudie voorgaande ingrepen op het topstuk, met bijzondere aandacht voor de artificiële patina die, afhankelijk van de locatie, lichtbruin tot bruinzwart is. Wanneer de patina is aangebracht, is niet te achterhalen, maar ze is alleszins niet origineel. Ze heeft een grote invloed op hoe we het beeld vandaag ervaren, want ze creëert een omgekeerd schaduweffect. 

Judy De Roy vermeldt in haar voorstudie dat het beeld in goede staat en stabiel is. Het is slechts licht vervuild. In het overzicht van oude en recente lacunes vallen vooral de ontbrekende onderarmen op. 

Overzicht van de schade en voorgaande ingrepen  aan de voorzijde van het beeld. Topstukken

Overzicht van de schade en voorgaande ingrepen aan de voorzijde van het beeld

Rechts boven: Voorzijde van de mantel met de artificiële patina

Rechts onder: Krimpscheur in de mantel

De studie formuleert drie opties voor de restauratie. De eerste is een minimale ingreep die bestaat uit een ontstoffing. De tweede is het reinigen van het oppervlak met bewaring van de artificiële patina. Optie drie is de reiniging van het oppervlak en de verwijdering van de patina. Om de impact en haalbaarheid van opties 2 en 3 te beoordelen, werden testen uitgevoerd op zones met diverse problematieken en met verschillende methodes en materialen. Op basis van de testen raadt Judy De Roy aan om te kiezen voor de derde optie en dus de patina te verwijderen om zo de bozzetto terug de originele kleur te geven. In samenspraak met de Topstukkenraad, het MSK Gent en de Vlaamse overheid werd besloten om de derde optie te laten uitvoeren.

Charlotte Bouteligier controleert het schilderij  voor het in de kist geplaatst zal worden. Foto: Saskia Vanderstichele. Topstukken

Charlotte Bouteligier controleert het schilderij voor het in de kist geplaatst zal worden. Foto: Saskia Vanderstichele

Transport van topstukken Van der Goes reist naar Berlijn

Topstukken zijn meestal fragiel, breekbaar en kostbaar. Cultureel erfgoed van zulke uniciteit dat de wereld rondreist, moet de beste zorg krijgen. Dat betekent bijvoorbeeld dat alleen professionele art handlers topstukken mogen manipuleren, verplaatsen en verpakken in op maat gemaakte transportkisten, dat de topstukken in geklimatiseerde en luchtgeveerde vrachtwagens veilig vervoerd worden, dat gespecialiseerde restauratoren en museummedewerkers de conditie van de topstukken voor, tijdens en na de transporten en buitenlandse verblijven monitoren… Het transport van een topstuk is geen sinecure, zoals blijkt uit het verslag over het transport van het schilderij De Dood van Maria (na 1475-1482) van Hugo van der Goes (ca. 1440-1482) dat in 2023 naar een tentoonstelling in de Gemäldegalerie in Berlijn vertrok.

21 maart 2023, 14 uur. Twee medewerkers van HIZKIA komen aan in het depot van Musea Brugge. HIZKIA is een Nederlands bedrijf dat gespecialiseerd is in de handling en het transport van kunstwerken. Het is ook actief in Vlaanderen en heeft een vestiging in Willebroek. Vandaag hebben ze een op maat gemaakte kist mee waarin het schilderij De dood van Maria van Hugo van der Goes vervoerd zal worden naar de Gemäldegalerie in Berlijn voor de tentoonstelling Hugo van der Goes zwischen Schmerz und Seligkeit (31 maart-16 juli 2023).

Het paneel past perfect in de nieuwe kist. Foto: Saskia Vanderstichele. Topstukken

Het paneel past perfect in de nieuwe kist. Foto: Saskia Vanderstichele

Er is vooraf grondig overlegd, de nodige afspraken zijn gemaakt en iedereen is goed gebriefd. Er mag niets misgaan. De bruikleenaanvraag van de Gemäldegalerie heeft bij Musea Brugge dezelfde weg afgelegd als alle andere, en dat zijn er een dertigtal per jaar. De aanvraag wordt eerst onder de loep genomen door de directie, daarna door de conservatoren, gevolgd door het team conservatie. Omdat De dood van Maria een topstuk is, werd ook overlegd met het Departement Cultuur, Jeugd en Media. Zij moeten, in overleg met de Topstukkenraad, toelating geven voor het tijdelijk buiten Vlaanderen brengen van topstukken en kunnen, wanneer nodig, bijzondere voorwaarden opleggen om zo het schaderisico bij de bruikleen zoveel mogelijk te beperken. 

Bij het Berlijnse museum zijn voor de voorbije twee jaar de rapporten over de klimaatomstandigheden van de tentoonstellingsruimten opgevraagd. De technische tekeningen met de presentatie van het schilderij op de tentoonstelling zijn tot in de kleinste details bekeken, aangepast en goedgekeurd. 

Charlotte Bouteligier, coördinator conservaties bij Musea Brugge, superviseert het inpakken van het paneel van Van der Goes. De ruimte in het depot waar het schilderij klaarstaat voor vertrek is perfect geklimatiseerd met een relatieve luchtvochtigheid van 50 à 55 procent en een temperatuur van 20° C. Ook tijdens het transport zullen deze omstandigheden gegarandeerd zijn.

De nieuwe inlijsting zal ook tijdens het transport nuttig zijn, foto’s: Saskia Vanderstichele

De nieuwe inlijsting zal ook tijdens het transport nuttig zijn, foto’s: Saskia Vanderstichele

Zeven specialisten zijn voortdurend in de weer. Ook Peter Van Pelt, technisch medewerker houtbewerking en art handling, is aanwezig. Hij heeft het schilderij van een nieuwe lijst voorzien. De oude was te klein, oefende daardoor te veel druk uit op het paneel en verstopte de randen van het schilderij. De nieuwe is onderaan vervaardigd in eik, voldoende sterk om de meeste druk te kunnen opvangen; de drie andere zijden zijn in balsa, een heel soepele houtsoort. De achterzijde is ingenieus voorzien van rails en winkelhaakjes zodat de druk egaal over het hele paneel is verdeeld. De eigenschappen van de nieuwe lijst zullen ook tijdens het transport hun nut bewijzen.

De medewerkers van HIZKIA hebben een dubbele kist met een tussenliggende isolerende luchtlaag mee. Ze is gemaakt van populier en grenen, want hout is nog altijd de beste buffer tegen schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid. De achterzijde binnenin en het deksel van de kist zijn bekleed met minutieus aangepaste tyvek, zodat er geen enkele druk wordt uitgeoefend op het paneel. Tyvek is een inert materiaal dat luchtdoorlatend is, zodat het paneel kan blijven ‘ademen’. 

De nieuwe inlijsting zal ook tijdens het transport nuttig zijn, foto’s: Saskia Vanderstichele. Topstukken

De nieuwe inlijsting zal ook tijdens het transport nuttig zijn, foto’s: Saskia Vanderstichele

Normaal wordt dit verpakkingsmateriaal rond het kunstwerk gewikkeld, maar dit kan nu niet. Het paneel moet constant recht blijven staan. “Niet kantelen,” herhaalt Charlotte Bouteligier constant wanneer het paneel voetje bij voetje tot bij de kist wordt gebracht. Met een lampje controleert ze zorgvuldig de conditie van het schilderij en dan volgt het spannendste moment. Het schilderij wordt heel voorzichtig in de kist geplaatst en past er millimeter-perfect in. De kist met De dood van Maria blijft nog een nacht in het museumdepot om te acclimatiseren. Morgenvroeg vertrekt ze naar Berlijn. De Marteling van de heilige Hippolytus (ca. 1470/1474) van Dirk Bouts (ca. 1410/1420-1475) uit de Sint-Salvators-kathedraal in Brugge, eveneens beschermd als topstuk, gaat met evenveel zorg omringd mee.

Depotbeheerder Steven Kersse reist mee in de vrachtwagen en controleert of alles volgens het boekje verloopt. Temperatuur en relatieve luchtvochtigheid worden constant gemonitord tijdens het vervoer. De vrachtwagen is uitgerust met speciale luchtvering die trillingen tot een minimum beperkt.

de kist wordt zorgzaam in de vrachtwagen  geplaatst, klaar voor de reis naar Berlijn,   foto: Steven Kersse. Topstukken

De kist wordt zorgzaam in de vrachtwagen geplaatst, klaar voor de reis naar Berlijn 

Foto: Steven Kersse 

De tocht van 800 kilometer wordt in één ruk afgelegd door twee chauffeurs die mekaar afwisselen. Vorige week kwam de triptiek met Het Laatste Oordeel (ca. 1500) van Jheronimus Bosch (1453-1516) – ook een topstuk van de Vlaamse Gemeenschap – terug van de expo in het Palazzo Reale in Milaan naar het Groeningemuseum. Een rustpauze was dan wel noodzakelijk en er werd halt gehouden in een speciaal daartoe geklimatiseerde parkeerruimte. De vrachtwagen gaat tijdens de hele rit op geen enkel moment open. 

Charlotte Bouteligier neemt het vliegtuig naar Berlijn waar ze de vrachtwagen zal opwachten. Wanneer die aankomt, wordt de kist onmiddellijk op de juiste plek in het museum geplaatst om onnodige manipulatie te vermijden. Musea Brugge zal wekelijks de klimaatcurves van de tentoonstellingsruimte opvragen om te controleren dat er niets misloopt. Alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen: in de Gemäldegelerie is De Dood van Maria volledig omringd door plexiglas. Er is geen contact met de buitenlucht en cassettes met silicagel houden de luchtvochtigheidsgraad rondom het werk constant op het juiste peil.

Na de expo keert het paneel van Hugo van der Goes, even zorgzaam behandeld als op de heenreis, terug naar Vlaanderen. Ruim op tijd voor de Topstukkententoonstelling in het MAS. 

Enkele leden van de Topstukkenraad  in de Rubenszaal van het KMSKA Foto: Saskia Vanderstichele. Topstukken

Enkele leden van de Topstukkenraad in de Rubenszaal van het KMSKA. 

Foto: Saskia Vanderstichele

De Topstukkenraad: Hoeksteen van het Topstukkenbeleid

De minister van Cultuur voert het Topstukkendecreet uit en laat zich hierin bijstaan door de Raad voor het behoud van het roerend cultureel erfgoed, kortweg de Topstukkenraad. Hij geeft adviezen over het cultureel erfgoedbeleid, de uitvoering van het Topstukkendecreet, het al dan niet opnemen van stukken op de Topstukkenlijst, de conservatie- of restauratiebehandelingen van topstukken, het aankopen van topstukken en toetst het topstukgehalte van cultuurgoederen waarvoor een uitvoervergunning wordt aangevraagd.

Recent werd de opdracht van de Topstukkenraad nog uitgebreid met de advisering van de minister bij de uitvoering van de indemniteitsregeling voor tijdelijke tentoonstellingen in Vlaanderen en bij het aanvaarden van het inbrengen van cultuurgoederen ter betaling van de erfrechten. 

Het gaat om een omvangrijke adviesopdracht. Het aantal dossiers groeide door de jaren heen sterk. De Topstukkenraad komt vier keer per jaar in levende lijve samen, maar vergadert in tussentijd meermaals per maand digitaal. Op die manier kunnen de Topstukkenraad en de minister, samen met het Departement Cultuur, Jeugd en Media snel inspelen op de vragen van de erfgoedsector. Het Departement Cultuur, Jeugd en Media staat in voor het secretariaat van de Topstukkenraad en neemt deel aan de vergadering met raadgevende stem.

De negen leden van de Topstukkenraad worden voorgedragen op basis van hun ervaring en expertise in verschillende domeinen (oude kunst, moderne kunst, conservatie/restauratie, archivalia en bibliotheken, literatuur, toegepaste kunsten, werking van de kunstmarkt, enz.). Een raadslid wordt aangesteld voor vijf jaar, verlengbaar met een tweede termijn van vijf jaar. Bij sommige dossiers worden externe adviezen van experten gevraagd die de Raad dan samen met het dossier evalueert. Op die manier kan de Topstukkenraad zo geiïnformeerd en onderbouwd mogelijk adviezen formuleren voor de minister. De zorg voor het culturele erfgoed staat daarbij steeds op de eerste plaats.

Van 2004 tot 2014 was Till-Holger Borchert voorzitter van de Topstukkenraad. Hij werd opgevolgd door Thomas Leysen. Een gesprek met beiden evalueert twintig jaar Topstukkendecreet en de rol van de Topstukkenraad.

Till-Holger Borchert bij:  Osias Beert de Oude, Bloemstuk in een nis,   ca. 1610, olieverf op paneel, 73,5 x 51,5 cm Museum Snijders&Rockoxhuis, Antwerpen,   foto: Saskia Vanderstichele Beschermd sinds 31 januari 2023. Topstukken

Till-Holger Borchert bij: Osias Beert de Oude, Bloemstuk in een nis, ca. 1610, olieverf op paneel, 73,5 x 51,5 cm. 

Museum Snijders&Rockoxhuis, Antwerpen.

Foto: Saskia Vanderstichele.

Beschermd sinds 31 januari 2023

Van commotie naar decreet

Till-Holger Borchert (°1967) is een Duitse kunsthistoricus, gespecialiseerd in de laatmiddeleeuwse schilder- en beeldhouwkunst met de focus op de Bourgondische Nederlanden. Nadat hij meewerkte aan Brugge 2000 Culturele Hoofdstad van Europa en er een aantal tentoonstellingen cureerde, werd hij hoofdconservator van het Groeningemuseum (2003-2014) en vervolgens algemeen directeur van de Brugse Musea (2014-2021). Sinds 2022 is hij directeur van het Suermondt-Ludwig-Museum in Aken. Waarom is Till-Holger Borchert destijds gevraagd als voorzitter van de Topstukkenraad? “Misschien omdat ik een ‘buitenlander’ ben, die toch een jarenlange voeling heeft met Vlaanderen en zijn kunst, en ik in die pioniersperiode het uitrollen van het Topstukkendecreet met een brede blik kon bekijken.”

Till-Holger Borchert heeft Thomas Leysen (°1960) voorgesteld als zijn opvolger in de Topstukkenraad. Leysen heeft belangrijke functies uitgeoefend in de bedrijfswereld, onder andere als gedelegeerd bestuurder van Umicore, als voorzitter van het Verbond van Belgische Ondernemingen, Mediahuis en KBC Groep. Thomas Leysen is een kunstverzamelaar en zijn passie voor kunst en erfgoed vertaalt zich eveneens in zijn inzet bij onder meer de Koning Boudewijnstichting, het Museum Mayer van den Bergh, het Snijders&Rockoxhuis en het Rubenianium Fund. 

Till-Holger Borchert herinnert zich de pre-Topstukkenperiode met heel wat commotie die ontstond wanneer waardevolle werken uit Vlaanderen verdwenen.  In 1987 was er groot protest in ons land toen Ensors iconische De intocht van Christus in Brussel (1889) werd verkocht aan het J. Paul Getty Museum in Los Angeles. Het schilderij was eigendom van de Antwerpse bankiersfamilie Franck, die het van 1953 tot 1983 in bruikleen liet tentoonstellen in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. In 1987 stelden de erfgenamen het werk te koop. Geen enkele van onze overheden was bereid om de gevraagde 9 miljoen euro op tafel te leggen. “De veiling in 2001 van de collectie van baron Jo van der Elst bij Sotheby’s in Londen zorgde eveneens voor veel ophef,” vult Till-Holger Borchert aan, “want er zaten heel wat Vlaamse primitieven in de verzameling. Gelukkig kwam er in 2003 het Topstukkendecreet. Aanvankelijk beschermde dat alleen de in de lijst opgenomen cultuurgoederen. Deze aanpak was evenwel nog onvoldoende toereikend. Dat bleek toen in 2007 de Nederlandse Koninklijke Bibliotheek het unieke Gruuthusehandschrift, ontstaan in Brugge rond 1400, aankocht. Dit was mee aanleiding voor de uitbreiding in 2014 van de bescherming van het Topstukkendecreet tot het erfgoed dat niet in de Topstukkenlijst is opgenomen, maar wel beantwoordt aan de criteria ‘zeldzaam en onmisbaar’ van het Topstukkendecreet.”

Till-Holger Borchert en Thomas Leysen bij: Peter Willebeeck, Stilleven, ca. 1645,  olieverf op doek, 80 x 110 cm Museum Snijders&Rockoxhuis, Antwerpen,  foto: Saskia Vanderstichele Beschermd sinds 31 januari 2023. Topstukken

Till-Holger Borchert en Thomas Leysen bij: Peter Willebeeck, Stilleven, ca. 1645, olieverf op doek, 80 x 110 cm. 

Museum Snijders&Rockoxhuis, Antwerpen

Foto: Saskia Vanderstichele.

 Beschermd sinds 31 januari 2023

Decreet en raad

Till-Holger Borchert heeft het Topstukkendecreet en het takenpakket van de Topstukkenraad al vanaf de beginperiode zien evolueren. “Aanvankelijk was er enkel een exclusieve lijst waarin de topstukken zijn opgenomen. Nadien zijn we gaan werken met proeflijsten, opgesteld door deskundigen in bepaalde aspecten, zoals zestiende-eeuwse schilder- of beeldhouwkunst. Ook de voorwaarden waaraan moet voldaan zijn, opdat een topstuk Vlaanderen tijdelijk mag verlaten, voor tentoonstellingen, zijn vastgelegd.” 

Thomas Leysen vult aan: “Sinds de decreetswijziging van 2014 kunnen we ook werken beschermen die op het punt staan te worden geveild of ons land te verlaten. Die kunnen ad hoc op de Topstukkenlijst komen, nadat de raad heeft geoordeeld dat ze niet uit Vlaanderen mogen vertrekken. Dit is een opmerkelijke verbetering.”

Vanaf het begin heeft het Topstukkendecreet aandacht besteed aan en middelen voorzien voor conservatie en restauratie van de topstukken. De raad heeft daarbij een belangrijke adviesfunctie. Thomas Leysen: “De Topstukkenraad besteedt heel veel tijd aan het onderzoeken of en op welke manier topstukken mogen gerestaureerd worden. De raad heeft daarbij ook een adviesfunctie.”

Op de vraag welk restauratiedossier hen het meest is bijgebleven, antwoorden zowel Till-Holger Borchert als Thomas Leysen: het Lam Gods. Het is door beide voorzitters in de Topstukkenraad begeleid. Hun mening is eensluidend. Het was een complex dossier met bijzonder veel medespelers en diverse belangen: kunsthistorische, financiële en andere. De Topstukkenraad heeft in hun ogen een cruciale rol gespeeld om tot een consensus te komen, de continuïteit te verzekeren en de timing te bewaken. De komende jaren zal de Topstukkenraad samen met het Departement Cultuur, Jeugd en Media ook de derde fase van de restauratie van het Lam Godsretabel nauwgezet mee opvolgen. 

Thomas Leysen bij: Lucas Faydherbe, Maria met het kind,  ca. 1670-1675, Carraramarmer, 68 x 36 x 40 cm Museum Snijders&Rockoxhuis, Antwerpen,  foto: Saskia Vanderstichele Beschermd sinds 24 april 2023. Topstukken

Thomas Leysen bij: Lucas Faydherbe, Maria met het kind, ca. 1670-1675, Carraramarmer, 68 x 36 x 40 cm. 

Museum Snijders&Rockoxhuis, Antwerpen.

Foto: Saskia Vanderstichele

Beschermd sinds 24 april 2023

Musea, privé-eigenaars en veilinghuizen

“Onze musea zijn fier als een van hun werken het kwaliteitslabel ‘topstuk’ krijgt,” zegt Thomas Leysen. “Bij privé-eigenaars lag dat aanvankelijk anders,” merkt Till-Holger Borchert op. “Er was bij hen grote terughoudendheid tegenover het Topstukkendecreet, omdat ze vonden dat hun eigendomsrecht beknot werd. Thomas Leysen: “In Vlaanderen is een evenwicht gevonden tussen het eigendomsrecht en het algemeen belang – wat in andere landen niet altijd het geval is – omdat de overheid bereid is het werk aan te kopen tegen de handelswaarde. Er is al een hele reeks werken tegengehouden en aangekocht, denk maar aan het manuscript van Bezette Stad van Paul van Ostaijen, dat in 2020 plots opdook, en aan de bozzetti van Lucas Faydherbe, die in 2021 onder de veilinghamer gingen in Londen.”

Till-Holger Borchert zegt dat er al snel na de invoering van het Topstukkendecreet sporadisch aankopen zijn geweest, maar dat de overheid daar telkens budgetten moest voor zoeken. “Dat belette vaak een snel inspelen op een verkoop waardoor we aankopen hebben mislopen. Op aanbeveling van de Topstukkenraad is er sinds 2009 een vast aankoopbudget in de begroting voorzien. Dit is een positieve evolutie.”

Hoe verloopt de samenwerking met de veilinghuizen? “Twintig jaar geleden hadden ze niet de reflex om de verkoop van belangrijke stukken aan de Vlaamse overheid te melden,” stelt Till-Holger Borchert. En hij geeft een voorbeeld: “In 2008 was ik in de Staatsbibliothek in Berlijn waar ik toevallig hoorde dat er een kostbaar manuscript uit de collectie van de Bollandisten in Brussel bij Sotheby’s zou verkocht worden. Het ging om één deel van het negende-eeuwse Evangelarium van Munsterbilzen, waarvan de twee andere delen in Duitsland bewaard worden. Onmiddellijk heb ik aan de alarmbel getrokken. Er is contact opgenomen met de Bollandisten, onder andere door de toenmalige minister van Cultuur Bert Anciaux, en de verkoop is afgeblazen."

Thomas Leysen: “Vandaag verloopt de samenwerking met de veilinghuizen vrij goed. Ze vragen tijdig aan of ze een stuk mogen veilen of niet. Ze hebben ondervonden dat de Topstukkenraad snel kan beslissen en overheid bereid is een faire prijs te betalen. De onderhandelingen met de veilinghuizen doe ik vaak zelf en meestal komen we snel tot een akkoord over de prijs.” 

In 2016 kondigde veilinghuis Bernaerts de verkoop aan van een penseeltekening van Peter Paul Rubens. Thomas Leysen: “De Topstukkenraad heeft de veilingmeester gemeld dat dit kunstwerk Vlaanderen niet mocht verlaten zonder voorafgaande toelating. Er ontstond een hevige biedingsstrijd tussen een gerenommeerd Amerikaans museum en The Phoebus Foundation. Die laatste heeft het gehaald. De overheid hoefde het dus niet aan te kopen, want het bleef in Vlaanderen.”

Aanbevelingen en de toekomst

De Topstukkenraad heeft doorheen de jaren al een aantal adviezen geformuleerd om het Topstukkendecreet te verfijnen of aan te passen. Zo adviseerde de raad, samen met het Departement Cultuur, Jeugd en Media, de minister om meer ondersteuning te bieden aan de niet-professionele beheerders van topstukken. Dit heeft in 2020-2021 geleid tot een proefproject met Object Care: het in kaart brengen van de bewaaromstandigheden van een selectie topstukken en het aanbieden van ondersteuning. Daaruit voortvloeiend is in 2023 een samenwerking met het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium opgestart, waarbij jaarlijks de conditie en de bewaaromstandigheden van topstukken met adviezen voor de beheerders in kaart worden gebracht.

Daarbij aansluitend werd ook het advies van de Topstukkenraad gevolgd om de middelen van het Topstukkenfonds niet alleen in te zetten voor conservatie- en restauratiebehandelingen van topstukken, maar ook voor de verbetering van de directe omgeving waar ze worden bewaard, bijvoorbeeld: een vitrine voorzien, lichtblootstelling beperken, enz. Dit wordt mogelijk gemaakt via het reglement ter verbetering van de bewaaromstandigheden van topstukken dat werd uitgerold in 2023.

Victor Servranckx, Opus 20, 1922, olieverf op doek, 70 x 45 cm Collectie KMSKA – Collectie Vlaamse Gemeenschap www.artinflanders.be, foto: Hugo Maertens Beschermd sinds 28 november 2022. Topstukken

Victor Servranckx, Opus 20, 1922, olieverf op doek, 70 x 45 cm. Collectie KMSKA – Collectie Vlaamse Gemeenschap

www.artinflanders.be, foto: Hugo Maertens. Beschermd sinds 28 november 2022

Het feit dat deze publicatie van OKV verschijnt, dat er een Topstukkententoonstelling is en dat er aandacht wordt besteed aan topstukken in samenwerking met OKV (een vaste rubriek in elk nummer van het tijdschrift), in de nieuwsbrief van het departement en in de samenwerking met musea, toont de verhoogde inzet op communicatie over topstukken en het topstukkenbeleid. Ook dit was een concreet advies geformuleerd door de Topstukkenraad.

Het decreet van 14 maart 2023 dat vanaf 1 juli 2023 een performantere regeling invoert voor de betaling van erfrechten met cultuurgoederen is eveneens mee te danken aan een beleidsadvies van de Topstukkenraad.

Als aanbevelingen voor de toekomst vermelden Till-Holger Borchert en Thomas Leysen de verruiming van de fiscale aftrek voor schenkingen van topstukken en het formeel voorverkooprecht op veilingen in Vlaanderen. Dat laatste zou dan mogelijk maken dat de overheid, nadat een stuk is afgeklopt, het kan aankopen tegen dezelfde prijs.

Thomas Leysen tekent een aantal aandachtspunten voor de Topstukkenraad: “We zouden een beter zicht moeten krijgen op kandidaat-topstukken in kerken, klooster en bij privéverzamelaars, ook al weten we dat we er nooit een compleet beeld van zullen hebben. De raad adviseert om proactief onderzoek te verrichten naar waardevolle religieuze kunst in kerken. Het is daarbij de bedoeling zoveel mogelijk in situ te bewaren, al is dat niet altijd evident.”

Er ligt nog heel wat werk op de plank bij de Topstukkenraad. Thomas Leysen: “Er is lang gewerkt aan proeflijsten met kandidaat-topstukken. Die voor edelsmeedkunst en religieus textiel zijn afgewerkt en hieruit werden veel topstukken opgenomen op de Topstukkenlijst. De proeflijst fotografie ligt ook klaar en de raad gaat ermee aan de slag om tot een definitieve selectie te komen.” Thomas Leysen rekent daarbij op “de doordachte samenstelling van de Topstukkenraad en de collectieve wijsheid van de leden met diverse achtergronden en specialismen. Of een object voldoet aan de criteria van een topstuk, is vaak snel duidelijk. Soms zijn er heftige en boeiende discussies over de vraag of het stuk zeldzaam en onmisbaar is. Indien nodig roepen we het advies van additionele experten in.”

Till-Holger Borchert en Thomas Leysen zien nog enkele lacunes in de Topstukkenlijst. Voor beeldhouwkunst zijn er nog gaten te vullen en niet-Europese kunst is bijna totaal afwezig. “Recent is wel Great American Nude #45 (1963) van de Amerikaanse popartkunstenaar Tom Wesselmann als topstuk aankocht,” zegt Thomas Leysen. “Het komt uit de collectie van de Stichting Matthys-Colle, waarvan 39 andere werken van internationaal gerenommeerde kunstenaars in langdurige bruikleen aan het S.M.A.K. zijn gegeven. Het is het resultaat van een creatieve samenwerking tussen de eigenaars, het SMAK, de Topstukkenraad en de Vlaamse overheid.”

Minder evident lijkt het beschermen van stukken uit etnografische verzamelingen. “Het is inderdaad een delicate materie,” stelt Thomas Leysen, “en toch zal de Topstukkenraad er zich moeten over buigen.” En hij voegt er direct aan toe: “De Topstukkenlijst zal gestaag blijven groeien, altijd goed doordacht en afgewogen. Het moet een lijst met ‘echte’ topstukken blijven, zeldzaam en onmisbaar.”

Leden van de Topstukkenraad

  • Thomas Leysen, voorzitter
  • Sabine Taevernier, ondervoorzitter, experte negentiende- en twintigste-eeuwse kunst
  • Werner Adriaenssens, conservator collecties twintigste eeuw, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel / professor decoratieve kunsten VUB
  • Jan Ceuleers, voormalig kunsthandelaar, gespecialiseerd in avant-gardekunst op papier en archivalisch erfgoed
  • Leen van Dijck, gewezen directeur Letterenhuis, Antwerpen
  • Gerrit Vanden Bosch, archivaris Aartsbisschoppelijk Archief Mechelen-Brussel
  • Ben van Beneden, gewezen directeur Rubenshuis
  • Anne van Grevenstein-Kruse, deskundige in het conserveren en restaureren van schilderijen, gewezen professor Praktijk van conservering en restauratie aan de Universiteit Amsterdam
  • Lieve Watteeuw, deskundige in het conserveren en restaureren van boeken en manuscripten, professor Kunstwetenschappen, KU Leuven

Download hier de pdf

Topstukken.pdf