Hasselt heeft opnieuw een modemuseum

En of ze gelukkig is! Het personeelslid van het modemuseum dat in afwachting van de verhuis naar het nieuwe museumgebouw nog vier hoog in een lelijk modernistisch bouwwerk zit te tikken, zegt het met een zucht van verlichting: ze was er al bij van toen het museum werd opgericht, acht jaar terug, en in die tijd was ze al acht keer met haar hele hebben en houden moeten verhuizen. De ene keer waren de muren gaan scheuren, en een volgende keer was er wel weer een andere reden. 

De voorbije drie jaar was het museum zelfs helemaal dicht gebleven, terwijl de Hasseltse interieurarchitect Vittorio Simoni aan een verbouwing van het voormalige klooster van de Grauwzusters had gewerkt. Het modemuseum zou daar voor eens en altijd een onderkomen moeten vinden. Simoni kon beschikken over twee rechthoe­kige panden, die min of meer parallel aan elkaar tussen de Ringlaan en de Gasthuisstraat zitten gekneld. De ene vleugel dateerde uit de 17de eeuw, de tweede uit de eerste helft van de 18de eeuw. Ondanks die respectabele leeftijd had Simoni resoluut voor het gebruik van nieuwe materialen geopteerd. Dat leek ook niet meer dan logisch: er moest hier immers een museum komen dat de voortdurend wisselende smaak van de inwoners van Hasselt en de rest van de wereld tot onderwerp heeft. 

Dat het resultaat zo uitzonderlijk geslaagd mag heten, is allicht ook te danken aan het feit dat Simoni, ondanks zijn radicale ingrepen en het overvloedig gebruik van glas en metaal, nauwgezet de morfologie en voorgeschiedenis van de kloostergebouwen is blijven respecteren. 

Bij de uitbouw van de inkom bijvoorbeeld werd de geclas­seerde gevel van het 17de eeuwse gebouw aan de toch al veel te drukke Ringlaan onge­moeid gelaten. De bezoeker moet nu door twee hoge glazen sleuven aan de achterkant. in de vleugel die uitgeeft op de veel rustiger Gasthuisstraat. De gevel aan die zijde was immers ook tijdens de tweede wereldoorlog dusdanig door bombardementen geteisterd, dat er aan die zijde veel minder waardevolle sporen van bewaard waren gebleven. 

 Hasselt heeft opnieuw een modemuseum

Binnenin had Simoni bij het uittekenen van zijn route het bestaande parcours van de kloostergangen trachten te volgen. Zijn meest doortastende ingreep was de bouw van een glashuis dat de binnenkoer tussen de twee bestaande panden volledig overkoepelt. De geperforeerde wanden van dat glashuis, uit donker metaal, kwamen los van de bakstenen muren van de bestaande vleugels te staan, als was het een tent. Naar de belichting en de zonnestand, zegt Simoni, ontstaat er een spel van schakeringen, een verglijden van heden naar verleden, waarbij doorheen die perforatie die oude muren zich op de voorgrond dringen, om dan weer achter het metaal te verdwijnen. 

Door de beglaasde koepel werd de gespleten structuur van het kloostercomplex, met zijn twee lichtjes asymmetrische vleugels, tot één geheel verweven, en werd onder het glas meteen ook een derde vleugel gecreëerd die enkel door loopbruggen wordt doorsneden, en zich uitstekend leent tot polyvalente evene­menten. De loopbruggen voeren naar zalen met alsmaar wisselende formaten en vista's, maar waar men ook loopt is Simoni de wat verstilde, etherische, en in zichzelf gekeerde kloostersfeer van weleer trouw gebleven. Het is al zo vaak gezegd: het museum is de kerk van de twintigste eeuw. Het nieuwe modemuseum kan die stelling alleen maar onderstrepen. 

Alleen al de sluisvorm die de inkom heeft meegekregen maakt duidelijk: dit is een heiligdom. Het vluchtige en efemere, mode, wordt hier tot de eeuwigheid verheven. 

Het museum beschikt ook over een cafetaria en een bibliotheek, en twee hoog kwam de reserve te liggen. Momenteel wordt die met zo'n 500 tot 800 schenkingen per jaar aangevuld. En daarnaast zijn er natuurlijk ook de aankopen. Zo werd vorig jaar bij een gravin een robe à la française met Watteau plooien op de kop getikt, en voor Colette Coenegrachts blijft dat het absolute pronkstuk van de collectie. Twee hoog staat, onder het oude houten dakgebinte, ook de permanentie opgesteld. Een dertigtal stuks moet daar een overzicht geven van de evolutie van de kleding sinds de zeventiende eeuw. Het is de bedoeling dat de tentoon­gestelde stukken regelmatig wisselen en kleinere historische tentoonstellingen zullen daar­naast ook telkens een thema uitlichten. Als de budgetten het toestaan, zegt Colette Coenegrachts, die het museum­beleid coördineert, zal elk jaar in de andere zalen één grote ten­toonstelling met internationale allure worden georganiseerd. 

Dit jaar is dat "Fellini: I costumi e le Mode", een tentoonstelling die eerder van het befaamde "Centra per l'Arte Contem­poranea" in Prato naar Amsterdam en Helsinki was gereisd. Weinig cineasten hebben ooit zo nadrukkelijk het thema van de vanitas geëxploiteerd, de ijdelheid van de dingen die ons dag in dag uit blijven begeesteren. als Frederico Fellini. Wat was het leven anders voor hem dan een wat protserige parade op een podium, een veel te groot kostuum dat ellende en leegte moest maskeren? En hoeft het dan nog te verwonderen dat een kostuumontwerper als Piero Gherardi alleen al twee Oscars kreeg voor het werk dat hij voor Fellini leverde. De beroemde jurk waarmee Anita Ekberg in La Dolce Vita een hele generatie mannen tot extase bracht, is nu slechts één van een tachtigtal kostuums die in het Hasselste modemuseum hangen, en ooit wel eens in een film van Fellini gedragen werden. 

De organisatoren hebben bij de opbouw van de tentoonstelling de rollen omgekeerd, zoals ongetwijfeld ook Fellini dat gedaan zou hebben: de bezoekers wandelen over de catwalk. en de tentoongestelde kleren hangen er omheen. 

Ze werden volgens thema's geordend: De Kerk, Eros, De Liefde, De Dood, Vrouwen, Het Circus, en Eten. "En dat eten was bij Fellini natuurlijk vreten," zegt Colette Coenegrachts, "enig gevoel voor barok was hem niet vreemd". De tentoonstelling rond Fellini wordt nog vervolledigd met een dertigtal creaties die wereldberoemde createurs - van Armani, over Margiela, tot Westwood - bij wijze van hommage aan Fellini ontworpen hebben. "Maar omdat Fellini zijn personages altijd in functie van hun fysische eigenschappen koos, stelt zich de problematiek waarmee elke modetentoonstelling af te reke­nen krijgt nog scherper dan elders," zegt Colette Coenegrachts, "Een kledingstuk komt alleen maar tot leven als het door een lichaam gedragen wordt, terwijl men zich tijdens een tentoonstelling met poppen en bustes moet behelpen. In het geval van de Fellini tentoon­stelling hebben we dat tekort met filmfragmenten en uitvergrotingen van foto's trachten op te vangen, maar het blijft natuurlijk een levensgroot probleem. Wat doe je bijvoorbeeld met oude kledingstukken? Ze zijn te waardevol om nog gedragen te worden, maar anderzijds moeten ze gedragen worden vooraleer men ze echt ten volle kan appreciëren". 

Eén zaal in het museum werd speciaal voor fototentoonstel­lingen ingericht. De in 1979 overleden Clarence Sinclair Bull, die van 1918 tot 1961 voor de MGM studio's werkte, en ondermeer de huisfotograaf van Greta Garbo werd, mag wat dat betreft de spits afbijten. In het museum wacht men intussen met spanning af hoe het publiek zal reageren. De stad Hasselt financiert de verbouwing en het personeel, maar het is de bedoeling dat het museum zo snel mogelijk zichzelf zou kunnen bedruipen. En het museum mag dan wel uniek zijn in zijn soort - het Antwerpse Textiel- en Kostuummuseum Vrieselhof bijvoorbeeld werkt met textiel en kant maar heeft nauwelijks weet van mode - de weg naar Hasselt blijkt voor Antwerpenaren en Brusselaars nog al te vaak een niet te overbruggen kloof. 

Makkelijk is anders, zegt Colette Coenegrachts. De jongste jaren beginnen steeds meer grote namen uit de mode zelf een museumpje te bouwen. En die concurrentie wil de samenwer­king met de modehuizen al wel eens bemoeilijken. Uiteraard is het ook de bedoeling om in de toekomst ook met erg jonge ontwerpers te werken. "En we willen natuurlijk ook meer dan zomaar wat kleren tonen, we willen die zaken ook in de breedst mogelijke context brengen". Voor 1996 zijn in het modemuseum alvast overzichts­tentoonstellingen rond Hans Schreiber en kant gepland. En intussen blijft Limburg maar verbazen. Nog onlangs werd in Tongeren het verbluffende Gallo-Romeinse museum geopend. En Hasselt telde in 1978 zelfs niet één stedelijk museum. Vandaag zijn het er zes. Door de provincie wordt in het Begijnhof hard gewerkt aan de uitbouw van een kunstencen­trum. 

Italianen en migrantenzonen van Italiaanse origine zorgen ook architecturaal voor een merkwaardig renouveau. In Tongeren had de vroegere partner van Simoni, Alfredo Gregorio, met het Gallo­-Romeins museum nieuws gemaakt, terwijl naast het Modemuseum door diezelfde Gregorio het allereerste Belgische project van de wereldbefaamde Aldo Rossi wordt neergezet. Ter vergelijking: die zelfde Rossi had men ook in de buurt van de Musea van Hedendaagse Kunst in Gent en Antwerpen aan het werk willen zetten. Maar de projecten moesten onverrichterzake worden afgeblazen. 

Praktisch

Download hier de pdf

Hasselt heeft opnieuw een modemuseum.pdf