Na vijftien jaar van plannen maken, restaureren en herinrichten, heropende het Brugse Groeningemuseum op 3 december de deuren. De rijke collectie van het museum, opgesteld in 
achttien zalen, laat de bezoeker toe een wandeling te maken door zes eeuwen kunstgeschiedenis: van de "Vlaamse Primitieven" tot Marcel Broodthaers, Bram Bogart, Roger Raveel, Panamarenko 
en Dan Van Severen. 

Sinds het Groeningemuseum in 1930 werd ingehuldigd is er niet alleen veel veranderd inzake collectie en collectie­vonming, maar werd het gebouw zelf tweemaal uitgebreid en onderging de presentatie een vijftal gedaanteveranderingen. Het gebouw werd in 1983 een eerste maal aangepast door de vijf zaaltjes van de galerij van de "Vlaamse Primitieven" te ontdubbelen. De collectie Vlaamse Meesters was inmiddels door aankoop of depot verdubbeld tot bijna dertig stuks. Ondertussen werd er ook moderne kunst aangekocht, waarbij het accent niet zozeer op jonge kunst werd gelegd, maar er veeleer werd naar gestreefd om de mijlpalen in Belgische kunstgeschiedenis aan bod te laten komen. 

Ook na de eerste uitbreiding in 1983 bleef het museum te krap voor de steeds maar groeiende collectie. In 1986 kocht het museum zestien topwerken van het Vlaamse expressionisme uit de verza­meling Tony Herbert. Deze werken eisten twee zalen op en vormden het moderne tegengewicht voor de oudste "primitieve" schilderschool. Met de steun van de Vrien­den van de Brugse Musea werden belangrijke aanwins­ten gerealiseerd die de lacunes in de collectie vulden. Zo kon werk gekocht worden van de Brugse neo­classistische schilder Jacob van Oost. 

In de Xaverius-vleugel van het heringerichte Groeningemuseum worden de Brugse schilders uit de 17 de tot de 19de eeuw tentoongesteld. 

In de Xaverius-vleugel van het heringerichte Groeningemuseum worden de Brugse schilders uit de 17 de tot de 19de eeuw tentoongesteld. 

Uitbreidingsplannen die dateerden van 1980 werden opnieuw uit de kast gehaald. Het l 9de-eeuwse kapel­achtige gebouw, destijds opgetrokken voor de aartsbroederschap van de heilige Franciscus Xaverius op een stuk grond waar later in de nabijheid het Groeninge­museum werd ingeplant. was de enige uitwijkmogelijkheid. Na vijftien jaar werd het gebouw eindelijk gerestau­reerd en via een nieuwe verbinding met het museum ter gelegenheid van de Memling-tentoonstelling in 1994 in gebruik genomen. De laatste fase van de herinrichting voorzag in het openstellen van vier grote zalen waardoor het museum voor het eerst de volle omvang van zijn verzameling aan het publiek kan tonen. 

De nieuwe opstelling van de collectie is chronologisch en valt uiteen in drie grote blokken: de 15de-16 de eeuw ( eerste helft Groeninge), 17de- 19de eeuw (Xaverius) en 20ste eeuw (tweede helft Groeninge). De verbinding tussen de Groeninge- en de Xaveriusvleugel omvat een rustruimte met rotonde. In deze ruimte zijn de originele tekeningen van de Genisis­reeks van Raveel permanent opgesteld. De diverse tijds­periodes kregen elk een eigen kleurtje: antracietblauw voor de oudste werken, groen voor Pourbus en zijn tijdsgenoten, rood voor de Brugse neoclassicisten uit de  18de en 19de eeuw, licht­groen voor de modernisten en neutraal grijs voor de kunst na 1940-1945. Conservator Dirk de Vos omschrijft de aankooppolitiek van het Groeningemuseum als "historisch behoedzaam". De meest recente aankoop van het museum betreft het bijna volledige grafische oeuvre van Dan Van Severen. De 25 aangekochte werken, waarvan sommige meerdelig, zijn in verschei­dene technieken uitgevoerd: ets op koper of zink, droge naald op koper of zink, litho, stempel en lino. De aankoop kadert in de beleidsoptie om ruime aandacht te besteden aan de werken op papier -tekeningen of prenten - van kunstenaars die in het museum vertegenwoordigd zijn. De nieuw verworven reeks voegt zich bij eerder bijeengebrachte ensembles van Broodthaers, Panamarenko, Raveel, De Keyser, Peire en Cortier. 

Praktisch

Download hier de pdf

Zes eeuwen kunst. Van Jan van Eyck tot Marcel Broodthaers.pdf